Hoogte gebruikelijk loon dga in holding- en werk bv
De dga is enig bestuurder van en bezit alle aandelen in zijn holding-bv, die op haar beurt 50 procent van de aandelen houdt in een bouw- en aannemingsbedrijf (werk-bv). De overige 50 procent van de aandelen zijn in handen van een andere holding-bv met een andere aandeelhouder.
De dga wordt door zijn holding-bv, via een managementovereenkomst, ter beschikking gesteld aan de werk-bv. De holding-bv ontvangt hiervoor, in de jaren 2001 tot en met 2005, een managementvergoeding. De dga ontvangt in die jaren meer dan 52.000 euro loon per jaar. De inspecteur verhoogt het loon van de dga in die jaren en legt de holding een naheffingsaanslag op.
Volgens rechtbank Den Haag moet in eerste instantie een afzonderlijk gebruikelijk loon worden vastgesteld voor het werk dat de dga verricht voor de holding-bv en voor de werk-bv. Het werk dat de dga verricht voor de holding-bv bestaat uitsluitend uit beheerswerkzaamheden die zeer beperkt van omvang zijn, ongeveer 10 uur per jaar. De rechtbank kent daaraan slechts een zeer beperkt loon van circa 500 euro per jaar aan toe.
Over het loon van de dga voor het werk voor de werk-bv beslist de rechtbank dat inspecteur niet aannemelijk maakt dat dat loon in belangrijke mate afwijkt van hetgeen in soortgelijke dienstbetrekkingen, waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, gebruikelijk is.
De werkzaamheden die de dga in het naheffingstijdvak voor de werk-bv heeft verricht, bestonden uit werkzaamheden als meewerkend voorman. Het jaarsalaris voor een meewerkend voorman of hoofduitvoerder lag volgens de CAO voor de bouwsector in de jaren 2001 tot en met 2005 tussen de 47.000 euro en 52.000 euro. Omdat het loon dat de holding-bv aan haar dga heeft betaald in vier van de vijf in het geding zijnde jaren zelfs hoger ligt dan het hiervoor genoemde maximale bedrag van 52.000 euro is het betaalde loon in het naheffingstijdvak niet te laag geweest.
Afroommethode niet toepasbaar
De inspecteur stelt het gebruikelijk loon onterecht vast met behulp van de afroommethode ( managementvergoeding minus de pensioenkosten, overige kosten en een winstopslag van 10 procent), aldus de rechtbank.Het gaat in dit geval niet om een enkelvoudige bv-structuur maar een andere structuur waarbij de opbrengsten van de holding bv volgens de rechtbank niet (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de dga verrichte arbeid. Het gebruikelijk loon dient in zo’n geval per dienstbetrekking te worden vastgesteld.