Deurwaarders luiden noodklok over nieuw griffierechtenstelsel
Het voorstel maakt weliswaar de toegang tot de rechter eenvoudiger en goedkoper voor natuurlijke personen, maar leidt tot een enorme verhoging van de griffierechten voor rechtspersonen. Bij een veroordeling – al dan niet bij verstek – komen deze hoge kosten in praktijk alsnog op het bordje van de schuldenaar terecht.
De gerechtsdeurwaarders omarmen weliswaar de grondgedachten achter het wetvoorstel – het verlagen van de drempel voor natuurlijke personen om zich tot de rechter te wenden en een minder complexe berekening van griffierechten – maar zien in de uitwerking ervan grote gevaren.
Omdat de overheidsinkomsten uit de heffing van griffierechten op peil moeten blijven, gaan rechtspersonen aanzienlijk meer griffierechten betalen dan natuurlijke personen. Het wetsvoorstel houdt echter geen rekening met de praktische gevolgen van deze verhoging, aldus de KBvG. Want in de praktijk zijn het de natuurlijke personen die uiteindelijk het aanzienlijk hogere bedrag aan proceskosten moeten betalen.
KBvG-directeur Karen Weisfelt: “De meeste zaken die bij de sector kanton van de rechtbank aanhangig worden gemaakt zijn incassoprocedures. Daarbij staan rechtspersonen als schuldeisers tegenover natuurlijke personen als schuldenaren. Uit de praktijk blijkt dat het in dergelijke procedures in meer dan 90% van de gevallen om toewijsbare vorderingen gaat. De rechter wijst het door schuldeiser gevorderde dan toe en de hoge griffierechten kunnen schuldeisers vervolgens verhalen op de schuldenaar. De beoogde vereenvoudiging van het stelsel wordt daarmee betaald door diezelfde natuurlijke personen die het nieuwe stelsel in bescherming probeert te nemen. Mensen met een problematische schuldensituatie komen hierdoor nog verder in de knel”
Ongewenst effect
Ook bevat het wetsvoorstel ten aanzien van procedures bij de kantonrechter te weinig differentiatie in de hoogte van het griffierecht in verhouding tot de hoofdsom. Het voorstel
bevat slechts twee categorieën: een categorie voor vorderingen tot € 500,00 en een categorie voor vorderingen groter dan € 500,00 en kleiner dan € 5.000,00. De praktijk wijst uit dat het grootste deel van de procedures de laatste categorie betreft.
Weisfelt: “Bij een huurachterstand van € 800,00 geldt nu een griffierecht van € 153,00. In het wetsvoorstel gaat dit griffierecht omhoog naar € 270,00. Dat is een verhoging van meer dan 75%. Bij een vordering van € 1.800,00 gaat het griffierecht van € 201,00 naar € 270,00, een verhoging van 35%. Het wetsvoorstel heeft hiermee het ongewenste effect dat schuldenaren die in een problematische schuldensituatie verkeren op kosten worden gejaagd door de aanzienlijk hogere proceskosten en het ontbreken van differentiatie.”
De KBvG heeft haar standpunt kenbaar gemaakt aan de vaste commissies Justitie van de Tweede en Eerste Kamer.