Volop krimpflatie bij geplaagde Nederlandse industrie
De prijzen die Nederlandse industriebedrijven vragen voor hun goederen waren in september gemiddeld drie procent lager dan in dezelfde maand vorig jaar. Het is de zesde maand op rij dat de afzetprijzen dalen, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Een maand eerder bedroeg de prijsdaling vijf procent. Het nieuws volgt nadat begin deze maand ook de omzet kromp met ruim zeven procent.
- al in 2022 was het gedaan met prijsstijgingen in industrie
- prijzen in de industrie hangen nauw samen met de olieprijs …
- … en die is een stuk lager geworden sinds 2022
- sommige delen industrie onttrekken zich aan prijsdaling…
- …. zoals de machine-industrie
In april lieten de prijzen al voor het eerst in ruim twee jaar een daling zien. Sinds juli 2022 laat de stijging van de afzetprijzen al een onafgebroken afvlakking zien.
De afzetprijzen van de industrie hangen vooral nauw samen met de olieprijzen en die zijn afgenomen ten opzichte van een jaar geleden. Zo kostte een vat ruwe Brent-olie in september 86,50 euro. Dat was bijna 5 procent minder dan een jaar eerder. In augustus kostte een vat Brent-olie zo’n 78 euro, ofwel ruim 19 procent minder dan een jaar eerder.
In de helft van de bedrijfsklassen van de industrie lagen de prijzen in september wel hoger dan een jaar eerder. Vooral in de autosector en machine-industrie namen de prijzen toe. Producten in de aardolie-industrie waren 3,5 procent goedkoper dan een jaar terug en in de chemie daalden de prijzen met ruim 17 procent door de lagere olieprijzen.
Minder negatief dan in september
De producenten in de industrie waren in oktober iets minder negatief dan in september. Dat komt volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) doordat ondernemers minder negatief waren over de verwachte bedrijvigheid in de komende drie maanden en de voorraden gereed product. Ze waren echter wel minder positief over hun orderportefeuille. Fabrikanten in de elektrotechnische en machine-industrie waren opnieuw het meest positief, terwijl producenten in de hout- en bouwmaterialenindustrie opnieuw het meest negatief waren.