Pensioenen en kredietcrisis
Bij de berekening van de pensioenverplichting worden actuariële veronderstellingen gehanteerd, waaronder sterftetafels en de disconteringsvoet. In 2007 zijn nieuwe sterftetafels uitgebracht; deze leiden tot een hogere pensioenverplichting ultimo 2007 en veelal tot actuariële verliezen over het boekjaar 2007.
De disconteringsvoet voor het contant maken van de pensioenverplichtingen bestaat uit de risicovrije rentevoet (‘risk-free rate’) en een risico-opslag (‘credit spread’). In de afgelopen maanden is mede door de kredietcrisis de risicovrije rentevoet gestegen en is ook de credit spread fors toegenomen.
Een hogere disconteringsvoet leidt tot een lagere verplichting ultimo 2007 en tot actuariële winsten over het boekjaar 2007. Bij het hanteren van de juiste disconteringsvoet moet qua systematiek onder meer worden gelet op consistentie met voorgaande periodes.
De pensioenbeleggingen (ofwel “fondsbeleggingen”) moeten worden gewaardeerd op de reële waarden per balansdatum. Voor beursgenoteerde effecten moeten de juiste beurskoersen worden gehanteerd. Dat zijn in principe de biedkoersen en niet het gemiddelde van de bied- en laatkoersen.
Het verschil tussen beide koersen kan in bepaalde gevallen momenteel groter zijn dan voorheen, zodat hantering van de juiste koersen van belang is.
De kredietcrisis kan er verder toe leiden dat – anders doen voorheen – geen (actieve) marktnoteringen meer beschikbaar zijn voor bepaalde beleggingen. In dat geval kan het noodzakelijk zijn om bij de waardering gebruik te maken van waarderingsmodellen.
Bij gebruik van dergelijke modellen worden soms parameters gehanteerd die zijn gebaseerd op historische gegevens. Door de kredietcrisis kan het noodzakelijk zijn om kritisch te kijken of de gehanteerde parameters en achterliggende veronderstellingen nog bruikbaar en realistisch zijn.
BRON: Egbert Eeftink / KPMG