Herstel van startfinancieringen
Met de toename van de investeringen in seed- en startfinancieringen werd de dalende trend die in 2000 inzette eindelijk doorbroken. De investeringen, die in 1999 een recordhoogte bereikten van ruim EUR 300 miljoen, daalden na het uiteenspatten van de internetzeepbal tot nog geen EUR 25 miljoen in 2005.
De TechnoPartner Seedfaciliteit voor technostarters heeft inmiddels tot de oprichting van twaalf nieuwe fondsen geleid en begint dus langzaam haar vruchten af te werpen. Daarnaast zijn ook andere fondsen teruggekeerd naar dit segment. NVPvoorzitter André Olijslager: ‘Wat je ziet is dat de markt na het echec van 2000 een afwachtende houding heeft aangenomen.
Noodgedwongen, want fondsen die gespecialiseerd waren in starters slaagden er na 2000 niet meer in om geld op te halen. Dat leidde tot grote tekorten in 2001 en 2002.’ Al met al bedroegen de financieringen in de vroege fasefinancieringen samen bijna 4 procent van het in 2006 geïnvesteerde vermogen (tegen minder dan 1 procent in 2005).
De seed- en startfinancieringen maakten bijna 30 procent van het totaal aantal investeringen uit. Het gemiddeld geïnvesteerde bedrag per onderneming steeg van EUR 0,7 miljoen tot 0,9 miljoen doordat ook een aantal grote investeringen in dit segment plaatsvond. Deze ontwikkelingen worden voor een belangrijk deel verklaard doordat ICT- en biotechfondsen voor het eerst in jaren weer in staat waren om nieuwe fondsen te werven.
Voor 2007 voorziet de NVP een verder herstel van de seed- en startfinancieringen. In totaal werd in 2006 voor EUR 2,3 miljard aan nieuwe fondsen geworven, waarmee het totaal vermogen dat Nederlandse Participatiemaatschappijen uit hebben staan inmiddels EUR 20,4 miljard bedraagt. Dit bedrag is geïnvesteerd in meer dan 1.300 bedrijven waarvan driekwart in Nederland gevestigd is.
Het merendeel (80 procent) van deze ondernemingen heeft een omzet van minder dan EUR 10 miljoen en minder dan 100 werknemers (70 procent). De totale investeringen in private equity daalden in 2006 overigens met 6 procent tot EUR 2,4 miljard. Hieraan ten grondslag lag het grote aantal buy outs van 2005. Dat aantal daalde in 2006 weer.
EXPANSIE
Ook op het gebied van de expansiefinanciering was 2006 een jaar van groei. Werd in 2005 nog EUR 385 miljoen geïnvesteerd in dit segment, in 2006 stopte de teller pas bij ruim EUR 550 miljoen; 23 procent van het in private equity geïnvesteerde vermogen.
Enerzijds werd deze groei veroorzaakt doordat het aantal expansiefinancieringen met 10 procent steeg, anderzijds door enkele zeer grote expansiefinancieringen. Afgezien daarvan steeg ook het gemiddeld bedrag per expansiefinanciering met ongeveer 10 procent.
Opmerkelijke ontwikkeling in deze markt is dat er steeds minder vervolgleningen worden verstrekt aan portefeuillebedrijven. Dat gebeurde de laatste jaren regelmatig omdat het door de economische malaise vaak niet mogelijk bleek een bedrijf van de hand te doen.
Het aantrekken van de economie heeft hierin een kentering teweeggebracht. Gezonde volwassen bedrijven kunnen hun groei vaak uit eigen middelen of met een lening van de bank financieren. Bij bedrijven die wel expansiekrediet aanvragen gaat het vaak om kleine en middelgrote ondernemingen die daarvoor niet op de beurs, maar wel bij een participatiemaatschappij terecht kunnen.
Wat betreft het aantal en de omvang van de buyouts is er sprake van een stabiele ontwikkeling. Buyouts en andere late fase-investeringen domineerden in 2006 dan ook opnieuw de private equity markt.
Samen namen deze categorieën meer dan 70 procent van de totale private equity investeringen (EUR 2,4 miljard) voor hun rekening. Voor het derde achtereenvolgende jaar vielen in Nederland meer dan honderd buy outs op te tekenen. Dit aantal lijkt te stabiliseren op 110 per jaar wat mede te maken heeft met het feit dat Nederland inmiddels behoorlijk vertrouwd is met private equity.
De gemiddelde omvang van de buy outs (EUR 14,4 miljoen in 2006) blijft echter toenemen. De buy out-fondsen hebben veel kapitaal ter beschikking en banken zijn, door goede ervaringen, bereid om deze transacties te financieren.
EXITS
Het exitklimaat voor private equity was in 2006 ronduit goed. Het leidde ertoe dat de Nederlandse participatiemaatschappijen, op basis van kostprijs, EUR 1,7 miljard aan deelnemingen verkochten waarbij de beleggers hun inleg en een fraaie winst zagen geretourneerd. Met name multinationals en andere strategische partijen blijken weer geïnteresseerd in (onderdelen van) portefeuillebedrijven.
Een kwart van de desinvesteringen komt inmiddels voor hun rekening. Ook secundairy buy outs waren verantwoordelijk voor een kwart van de desinvesteringen. De openbare markt speelt als exitkanaal nauwelijks een rol. Dat de private equity-huizen een gezonde portefeuille hebben, blijkt uit het feit dat ondanks de groei van de desinvesteringen het aandeel voorzieningen en faillissementen in 2006 daalde van 6 naar 9 procent.
De NVP verwacht voor dit jaar een verdere toename van de seed- en startfinancieringen en een stabilisatie van de Nederlandse buy out-markt. De buitenlandse buy out-fondsen zullen zich, eventueel samen met Nederlandse partijen, vooral richten op de megadeals.
Het exitklimaat blijft goed doordat zowel de kopers die handelen uit strategisch belang als de kopers die handelen vanuit een financieel uitgangspunt voldoende middelen ter beschikking hebben. Kortom: private equity gaat in Nederland een mooie toekomst tegemoet waar de economie als geheel en de betrokken bedrijven in ruime mate de vruchten van plukken.
De in 1984 opgerichte NVP telt 51 leden en 82 geassocieerde leden (adviseurs) en behartigt daarmee de belangen van 80 procent van de investeringsmaatschappijen die in Nederland actief zijn. Behalve private equity gaat het daarbij ook om (buitenlandse) venture capital maatschappijen.
Naast belangenbehartiging houdt de NVP zich onder voorzitterschap van André Olijslager ook bezig met marktonderzoek, het verstrekken van informatie aan ondernemers, beleggers en de pers. De organisatie geeft eveneens trainingen en vakinformatie voor leden. Onder de leden bevinden zich onder meer ABN Amro Capital, Egeria en de vanuit de overheid opgezette regionale ontwikkelingsmaatschappij.