De ongemakkelijke waarheid rond de Nederlandse defensie-industrie
Vanuit het Nederlandse parlement en het Ministerie van Defensie wordt een oproep gedaan om de Nederlandse maakindustrie vaker in te schakelen bij het uitgeven van de defensiemiljarden. Maar men is óók van mening dat Nederland meer moeten samenwerken met andere landen in Europa, ook op het gebied van gezamenlijk inkopen en het hanteren van gemeenschappelijke standaards.
De ongemakkelijke werkelijkheid in alle landen van de Europese Unie en binnen de NAVO is sinds 40 jaar dat ieder land in de EU en de NAVO bij voorkeur ‘de eigen nationale maakindustrie’ voor de nationale defensie inschakelt en zal blijven inschakelen, waaronder die in de scheepsbouw. Zeker in crisistijd zoals nu het geval is.
Dit zien we ook in grote landen als Duitsland en Frankrijk waar de regeringen miljarden euro’s uitgeven en blijven uitgeven om onder meer Franse marinewerven overeind te houden omwille van de lokale en regionale werkgelegenheid en onder druk van de vakbonden. En hetzelfde geldt voor Nederland. Ook hier zijn de grote werven vaak (grotendeels) afhankelijk van opdrachten van het Ministerie van Defensie terwijl die werven en het Ministerie van Defensie tegelijkertijd aan de mededingingsregels van Brussel moeten voldoen ten aanzien van aanbestedingen en dergelijke.
Concurrentie op leven en dood
Daarnaast is er binnen die Nederlandse scheepsbouw al jarenlang een onderlinge concurrentie op leven en dood aan de gang tussen de grote werven, waarbij Damen – waar ik de OR van DSR Schiedam al een aantal jaren adviseer over adviesaanvragen, strategie en reorganisaties – historisch gezien een belangrijke rol speelt en ook wil blijven spelen. Daarnaast lopen er een aantal onderzoeken bij verschillende Nederlandse werven door onder andere de FIOD, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie rond witwaspraktijken, fraude, dubieuze bedrijfsfinanciering, omkoping en ondoorzichtige constructies in ‘belastingparadijzen’.
Dit roept de vraag op wat nu concreet de visie is van de regering, van de Tweede Kamer en van de beleidsmakers op het Ministerie van Defensie als het gaat over het uitgeven van extra miljarden aan defensie op korte en langere termijn? Welke coherente strategie hebben zij en wat is het haalbare plan?
Tony de Bree werkte tussen 2001 en 2004 bij ABN AMRO Trust als global project manager eTrust, vanaf 2004 t/m 2005 bij Global Compliance Private Banking, tot 2008 o.a. als managementteamlid van Due Diligence Central en vanaf 2008 t/m 2011 als global splitsingsmanager KYC voor ABN AMRO wereldwijd (data, documentatie en ICT-systemen). Hij is o.a. auteur van ‘Dagboek van een bankier’ waarin hij in verhalen als ‘Lege kamers’ op de Zuidas zijn ervaringen op dit gebied tussen 2001 en 2011 inclusief onder CEO Zalm deelde. Sinds 2011 houdt hij zich o.a. bezig met het adviseren en opleiden van FinTech & RegTech startups & scale-ups.