Red uw pensioenfonds

In 2007 schreven de kranten nog dat pensioenfondsen kerngezond waren. Anderhalf jaar later hebben dezelfde fondsen een dekkingstekort en wordt de indexatie opgeschort. Sommige CFO's en pensioenfondsbestuurders hebben de huidige storm zien aankomen en tijdig pensioenrisico's afgedekt. Velen echter niet. Waarom is dit niet gebeurd en wat kunnen CFO's nu wel doen?

De kranten staan bol van de verhalen over pensioentekorten. Achteraf bezien is het gemakkelijk praten: waarom hebben veel CFO’s en pensioenfondsbestuurders niets gedaan toen het nog kon? In de afgelopen jaren hebben er zich immers verschillende kansen voorgedaan om pensioenrisico’s (1) betaalbaar af te dekken. Waarom is dit maar mondjesmaat gebeurd?

Na de aandelencrash in 2001 hoefden CFO’s niet te rapporteren over pensioentekorten. De FASB- noch de IASB-boekhoudregels schreven dit voor. Pensioenen waren niet meer dan een voetnoot in het jaarverslag. En zelfs als analisten ernaar vroegen, kon men naar eigen inzicht hogere verwachte opbrengsten of lagere verplichtingen melden.

Dit kan vandaag de dag niet meer. Nationale toezichthouders eisen dat pensioenrisico’s worden beperkt. Internationale boekhoudregels maken dekkingstekorten zichtbaar, zowel op de balans als in beperkte mate in de verlies-en-winstrekening.

Pensioenen staan nu dan ook hoog op de agenda van CFO’s. Daarbovenop hebben CFO’s een ander probleem: nu aandelenkoersen, omzetten en winsten zijn gedaald, vragen pensioenfondsbestuurders een hogere werkgeversbijdrage of erger nog, direct aanvulling van pensioentekorten.

HET ‘DERISKING-DILEMMA’
Er is nog een andere reden waarom pensioenrisico’s niet zijn afgedekt: het zogenaamde ‘derisking-dilemma’. Dit dilemma houdt in dat het afdekken van pensioenrisico’s niet gewenst is wanneer het betaalbaar is, en wanneer het gewenst is, is het niet betaalbaar.

Indien de dekkingsgraad hoog is, wordt het afdekken van pensioenrisico’s betaalbaar. Maar in tijden dat aandelenmarkten stijgen en de rente laag is, laten deelnemers en sponsors zich moeilijk bewegen om pensioenrisico’s af te dekken. Dit wordt dan gezien als duur en onnodig.

Wanneer aandelenmarkten of de rente hierna gaan dalen, neemt de wens om pensioenrisico’s af te dekken snel toe, terwijl de betaalbaarheid afneemt. Dit dilemma legt een belangrijke vraag bloot. Hoe moeten bedrijven en pensioenfondsen omgaan met pensioenrisico’s? En hoe wegen kortetermijnopbrengsten op tegenover korte- en langetermijnrisico’s. Met andere woorden, hoeveel pensioenrisico willen bedrijven en pensioenfondsen lopen?

TOENEMENDE RISICOKOSTEN
De financiële crisis heeft veel risico’s blootgelegd. Een voorbeeld is de sterk toegenomen risicopremie boven de risicovrije rentevoet. Hierdoor is lenen voor bedrijven duurder geworden, wat weer een negatieve invloed heeft gehad op de winstgevendheid van bedrijven en de aandelenkoers. Door een vlucht naar kwaliteit nam ook nog eens het rendement op staatsobligaties af. Deze drie elkaar versterkende bewegingen hadden wereldwijd een verwoestende uitwerking op bedrijven en pensioenfondsen.

DE DEKKINGSGRAAD VANUIT HET PERSPECTIEF VAN DE CFO
Volgens FAS- en IFRS-boekhoudregels moeten bedrijven hun pensioenverplichtingen waarderen (lees: contant maken) op basis van de rentecurve van AAobligaties. Omdat deze curve onlangs is gestegen, zijn de pensioenverplichtingen gedaald. Ceteris paribus betekent dit dat de dekkingsgraden stijgen.

In tegenstelling tot internationale boekhoudregels is de pensioenwetgeving nog steeds een nationale aangelegenheid. Dit maakt het moeilijk om de gevolgen van de financiële crisis op pensioenregelingen van een multinational in kaart te brengen.

De dekkingsgraden zijn gewaardeerd op basis van nationale pensioenwetgeving. Dit plaatje laat zien dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds in de VS de afgelopen 6 jaar is gestegen, en de dekkingsgraad in het Verenigd Koninkrijk en Nederland is gedaald. Vanuit nationaal perspectief (lees: actuarieel oogpunt) hebben veel Nederlandse en Engelse pensioenfondsen nu een dekkingstekort en moeten deze de pensioenpremies verhogen en/of moet het moederbedrijf tekorten aanvullen. De verschillen in waardering van pensioenverplichtingen is hier mede debet aan.

‘THINGS WILL GET WORSE BEFORE THEY GET BETTER’
De ‘mismatch’ tussen internationale boekhoudregels en nationale pensioenwetgeving is niet het hele verhaal. Wanneer de rust en op de financiële markten terugkeert, zal de risicopremie boven de risicovrije rentevoet dalen. Hierdoor zal de waardering van pensioenverplichtingen onder IFRS/FAS toenemen en de dekkingsgraad dalen. Bovendien treedt er een hefboomwerking op vanwege de ‘mismatch in duration’. Dit scenario toont aan dat het voorspellen en beheersen van pensioenkosten voor CFO’s zeer complex is geworden.

HOEVEEL RISICO IS VERANTWOORD?
De financiële crisis en dalende dekkingsgraden treffen de meeste bedrijven direct in hun portemonnee. Voor CFO’s betekenen pensioenrisico’s die niet zijn afgedekt een verplichting op de balans. Deze risico’s kunnen leiden tot hogere werkgeverspremies en bijstortingen. Daarom is het belangrijk om deze risico’s tot een minimum te beperken door pensioenverplichtingen af te dekken of zelfs van de balans te halen (‘derisking’).

RICHTLIJNEN EN STAPPEN
Hoewel derisking voor pensioenfondsen met een dekkingstekort te duur is, is dit het goede moment om plannen te maken over het hoe en wanneer. Met andere woorden, nu derisking wenselijk is, moeten er plannen worden gemaakt voor wanneer derisking betaalbaar wordt.

Door besluitvorming (nu) en executie (later, wanneer derisking betaalbaar is) te scheiden, wordt het derisking-dilemma voorkomen.

Richtlijn 1 – Perfecte timing is niet mogelijk – goede timing wel
Niet zozeer de prijs is het belangrijkst als wel de wil tot derisking. Pensioenen zijn in principe langetermijnregelingen. De geschiedenis laat zien dat er vroeg of laat herstel optreedt, waardoor er voldoende geld beschikbaar komt voor derisking. Daarom moeten CFO’s niet proberen het perfecte moment voor derisking te vinden, maar het punt waarop derisking betaalbaar en verantwoord is.

Richtlijn 2 – Bepaal het gewenste risiconiveau en de instrumenten voor derisking
Niet alle risico’s zijn slecht. Op de lange termijn hebben aandelen een hoger rendement dan staatsobligaties. Bovendien kan spreiding over verschillende beleggingscategorieën het risico verlagen en rendementen verhogen. Indien een bedrijf een pensioenrisico wil en financieel kan lopen, kunnen risicopremies op beleggingen pensioenpremies structureel verlagen. Kan of wil een bedrijf echter geen pensioenrisico dragen, dan is het beter te kiezen voor een hogere pensioenpremie, waarbij pensioenkosten beter beheersbaar zijn.


Richtlijn 3 Stap voor stap – derisking per segment

Op dit moment is volledige derisking voor de meeste bedrijven en pensioenfondsen relatief duur. In plaats daarvan kunnen pensioenrisico’s stap voor stap van de balans worden gehaald. Pensioenrisico’s bestaan uit het langlevenrisico, aandelen- of marktrisico, renterisico en inflatierisico. De prijs van het afdekken van deze risico’s verschilt onderling en in de tijd. Door de pensioenverplichtingen in groepen te splitsen (bijvoorbeeld slapers, gepensioneerden en actieven) en per groep te bepalen welke risico’s in aanmerking komen voor derisking, kunnen prioriteiten worden gesteld. Met dit stappenplan gebeurt derisking op een beheersbare, betaalbare manier.

Richtlijn 4 – Bepaal het ambitieniveau om draagvlak te krijgen
Om draagvlak voor een stappenplan voor derisking te krijgen moeten er van tevoren niveaus van derisking worden bepaald. Hierdoor wordt het besluitvormingsproces voor alle betrokkenen helder en vindt derisking plaats op een van tevoren bepaald moment. Bij het afdekken van het renterisico is dit bijvoorbeeld een combinatie van de hoogte van de rente en een bepaalde minimale dekkingsgraad. Bij het afdekken van het inflatierisico of marktrisico is dit bijvoorbeeld een combinatie van de dekkingsgraad, de prijs van een inflatiehedge of de prijs van een putoptie op een aandelenindex. Worden deze niveaus bereikt, dan wordt het desbetreffende pensioenrisico tot een vooraf bepaalde hoogte afgedekt.

Richtlijn 5 – Selecteer een aanbieder
Het is belangrijk om zo vroeg mogelijk consultants, juridisch adviseurs en mogelijke aanbieders in het proces te betrekken. Aanbieders kunnen een overzicht van de verschillende hedgemogelijkheden geven. Het afdekken van sommige risico’s, zoals langlevenrisico, is moeilijk te prijzen. Een goede consultant en aanbieder moeten in staat zijn regelmatig een prijsindicatie te geven. Een juridische adviseur kan de juridische mogelijkheden en beperkingen van een oplossing signaleren.

Richtlijn 6 – Communiceer
Zoals bij alle belangrijke veranderingen is communicatie onontbeerlijk voor het verkrijgen van draagvlak en begrip. Zodra het stappenplan klaar is en hierover overeenstemming is bereikt, moeten alle deelnemers hiervan op de hoogte worden gesteld. Communicatie is een continu proces. Ook nadat een pensioenrisico is afgedekt, moet dit worden meegedeeld.

De cfo is nu aan zet
Op dit moment is derisking weliswaar wenselijk, maar voor de meeste bedrijven niet betaalbaar. Nu is het moment aangebroken om plannen te maken. Door besluitvorming en executie in de tijd te scheiden wordt het derisking-dilemma voorkomen. Op deze manier kunnen bedrijven hun balans weer onder controle krijgen. De CFO is nu aan zet!

 

(1) De belangrijkste pensioenrisico’s zijn het langlevenrisico, aandelenof marktrisico, renterisico en inflatierisico. Interesse? U kunt dit white paper aanvragen op www.aegonglobalpensions. com.

 

JEROEN BOGERS is product development manager van AEGON Global Pensions. AEGON Global Pensions helpt multinationals en pensioenfondsen zich te beschermen tegen pensioenrisico’s. Dit artikel is gebaseerd op AEGON Global Pensions’ white paper ‘Planning your way out of the financial crisis’ (20 pagina’s).

Gerelateerde artikelen