Forse stijging kapitaaleisen OTC-derivaten

Als gevolg van de nieuwe Bazel III-regelgeving zullen de kapitaalseisen met betrekking tot derivaten sterk stijgen, terwijl nieuwe boekhoudregels kunnen leiden tot meer volatiliteit in de resultaten. Daar komt dan nog bij dat de Nederlandse banken vóór het einde van dit jaar zich al op deze veranderingen moeten hebben voorbereid, want zowel de nieuwe kapitaalseisen als de nieuwe boekhoudregels worden in 2013 van kracht.

Het onderzoek van Ernst & Young getiteld Reflecting credit and funding adjustments in the fair value of derivatives and issued debt onder 19 van de grootste banken geeft de voortgang weer en benchmarkt de huidige praktijk inzake de berekening van krediet- en financieringsaanpassingen (credit and funding adjustments) op de reële waarde van derivaten. Het onderzoek beschrijft dat onder Bazel III en de nieuwe boekhoudregels rekening gehouden moet worden met deze credit and funding adjustments.

“Het bepalen van de waardering van derivatencontracten blijft in 2012 een van de belangrijkste vraagstukken voor het bankwezen,” aldus Frank De Jonghe, partner bij Ernst & Young. “Als daar niet zorgvuldig mee wordt omgegaan, zal de combinatie van volatielere waarderingen volgens de nieuwe standaard IFRS 13 enerzijds en Bazel III anderzijds voor een aanzienlijk hogere kapitaalseis voor banken zorgen.”

CVA stuwt kapitaalsopslagen onder Bazel III op
Bazel III komt met een volatiliteitsopslag voor de Credit Valuation Adjustment (CVA), die mogelijke waardeveranderingen in de CVA van een onderneming moet afdekken. Deze CVA-opslag kan in het kader van Bazel III een forse impact hebben op het aan te houden kapitaal, door de toezichthouder vereist om de risico’s uit derivatenactiviteiten  te kunnen dragen.

“Voor de meeste spelers op de derivatenmarkt betekent de CVA-volatiliteitsopslag een significante  extra kapitaalsvereiste; voor een aantal banken kunnen de kosten uit hoofde van het tegenpartij-kredietrisico zelfs tweemaal zo hoog worden,” aldus de Jonghe.

“”De CVA -opslag kan worden beperkt door het afdekken van kredietrisico, bijvoorbeeld door het afsluiten van kredietderivaten. De kans bestaat dus dat deze kapitaal-opslag het indekkingsgedrag van de internationaal actieve banken zal beïnvloeden.

Own Credit Adjustments op derivaten-verplichtingen een twistpunt, maar onvermijdelijk
Alle ondervraagde banken uit het onderzoek verwerken zowel een CVA in derivaten met een positieve waarde als een Own Credit Adjustment (OCA) op uitgegeven schuldinstrumenten die tegen reële waarde gewaardeerd zijn. Slechts dertien van hen verwerkten een zogenoemde Debit Valuation Adjustment (DVA) in derivaten met een negatieve waarde, waarbij het kredietrisico van de bank in de waarderingen van derivaten tot uitdrukking komt. De zes ondervraagde banken die geen DVA opnemen geven daarvoor een aantal redenen, zoals het gevoelsmatig onlogische effect van het verwerken van een bate terwijl de eigen kredietwaardigheid afneemt, het feit dat ze wellicht het eigen kredietrisicovoordeel niet te gelde kunnen maken bij overdracht of afwikkeling van  derivaten met een negatieve waarde, de toename van een systeemrisico dat uit afdekking van een DVA kan voortvloeien en – tot slot – het feit dat de boekhoudregels een dergelijke aanpassing nog nooit expliciet hebben voorgeschreven.

“Doordat de nieuwe boekhoudregels banken verplichten om het eigen kredietrisico in derivaten met een negatieve waarde tot uitdrukking te brengen, gaan meer banken winsten op hun derivaten verwerken wanneer hun kredietwaardigheid afneemt,” aldus Wouter Smit, partner bij Ernst & Young. “Daarmee wordt de discussie over het opnemen van een eigen kredietrisico in de waardering van uitgegeven schulden van een bank verder aangezwengeld.”

Kwestie rondom opnemen financieringskosten blijft vooralsnog onopgelost
Waar het merendeel van de door Ernst & Young ondervraagde banken bij de waardering van door zekerheden gedekte derivaten op basis van een risico-vrije disconteringsvoet (overnight index swaprate of OIS) is overgegaan, ontbreekt een dergelijke consensus waar het gaat om de waardering van derivaten zonder onderpand. De media-aandacht rondom Libor gedurende 2012 heeft er voor gezorgd dat de discussie rondom banken die een zogenoemde funding valuation adjustment introduceren in de schijnwerpers is komen te staan. De funding valuation adjustment brengt de kosten van de financiering voor het aanhouden van derivaten in de waardering tot uitdrukking.

Slechts drie respondenten uit het onderzoek nemen momenteel een funding valuation adjustment op voor hun niet door zekerheden gedekte derivaten, terwijl nog eens drie respondenten aangaven het voornemen hebben om in de loop van 2012 met een dergelijke aanpassing te komen. Onder de ondervraagde banken die aangaven voornemens te zijn om een funding valuation adjustment nog voor dit jaareinde in te voeren, bestond geen duidelijke overeenstemming over de vraag hoe die precies berekend zou moeten worden.

“Er blijft sprake van een stevige discussie in de sector over het opnemen van de financieringskosten van een onderneming in de reële waarde van niet door zekerheden gedekte derivaten. Veel respondenten zijn er intern nog niet uit of een dergelijke aanpassing uit theoretisch oogpunt wel verdedigbaar is. Toch laat het onderzoek zien dat het erop lijkt dat de markt wel die richting begint te bewegen,” aldus Smit.

Bron: Ernst & Young

Gerelateerde artikelen