Alle vermogensbeheerders het land uit

fallback
In de afgelopen tijd is al veel geschreven over de noodzaak de fiscale behandeling van Nederlandse beleggingsinstellingen aan te passen. Een kapitaalsbelasting van 0,55% bij uitgifte van nieuwe aandelen zou te belemmerend werken om nog in Nederland een beleggingsinstelling op te zetten. De verplichte doorstootverplichting van ontvangen rente en dividenden zou als te restrictief ervaren worden. Een dividendbelasting op uitgekeerde dividenden zou voor buitenlandse beleggers als niet wenselijk worden ervaren. De conclusie is dat Nederlandse fondsen als minder geschikt worden ervaren om in het buitenland te kunnen verkopen.

Daarnaast is het opvallend hoeveel buitenlandse vermogensbeheerders inmiddels actief zijn op de Nederlandse markt. Een blik op de pagina’s in deze krant van aanbieders van beleggingsfondsen spreekt boekdelen. Opvallend is dat Nederland als een van de weinige Europese landen vrijwel geen juridische- en/of fiscale beperkingen kent voor buitenlandse aanbieders om op de Nederlandse markt te opereren, terwijl de meeste Europese landen wel allerlei, al dan niet verkapte, hindernissen opwerpen om het buitenlandse aanbieders het leven niet ‘al te gemakkelijk te maken’. Enige vorm van reciprociteit ontbreekt.

De praktijk laat zien dat Nederlandse vermogensbeheerders en masse hun beleggingsinstellingen verplaatsen naar Luxemburg. Hiervoor zijn ook andere redenen aan te wijzen dan puur fiscale redenen, maar wie wil nog in een obligatiefonds stappen met een rendement van 3%, waarbij je bij aanvang alvast 0,55% mag aftikken op je inleg? Luxemburg en Ierland kennen al deze fiscale beperkingen niet of nauwelijks, dus van een level playing-field in Europa is geen sprake. Door het kiezen voor Luxemburgse fondsen zal de afdracht van kapitaalsbelasting door Nederlandse beleggingsinstellingen steeds verder afnemen.

Er zijn twee cruciale vragen. Een, zal er met het verdwijnen van Nederlandse beleggingsinstellingen ook hoogwaardige werkgelegenheid verdwijnen en twee, zal op termijn de Nederlandse belastingopbrengst dalen.

Beleggingsfondsen zijn niets anders dan verpakte vormen van risico en rendement. Daarin is de belegger geïnteresseerd en niet in de juridische structuur. De juridische structuur kan economisch als verpakkingsmateriaal worden beschouwd. In tegenstelling tot het normale economisch proces is bij beleggingsfondsen het verpakkingsmateriaal een belangrijk aangrijpingspunt. Het vormt voor de belegger de beschrijving van het beleggingsproces en voor de toezichthouder het aangrijpingspunt van het toezicht. Het vormt ook het fiscale vertrekpunt voor de belegger.

Het structureren van beleggingsfondsen is dan ook een bedrijfstak waarin gespecialiseerde juristen, notarissen, fiscalisten en accountants, zowel aan de kant van de aanbieders als aan de kant van de overheid/toezichthouders werkzaam zijn. Een groot deel van deze activiteit verdwijnt naar Luxemburg.

In het kader van Europees toezicht wordt een steeds zwaardere taak gelegd bij locale toezichthouder neergelegd. Deze locale toezichthouder kan die taak ook alleen naar behoren uitoefenen indien de locale toezichthouder grip heeft op het beleggingsfonds én de beheerder die door het fonds is aangesteld om het beleggingsbeleid uit te voeren. Consequentie is dat niet alleen aan de structureringskant werkgelegenheid verdwijnt maar dat onvermijdelijk ook activiteiten die samenhangen met het dagelijks vermogensbeheer Nederland zullen moeten verlaten. Mochten de Nederlandse vermogenbeheerders inderdaad Nederland verlaten, danwel activiteiten moeten overhevelen naar Luxemburg dan zal het inkomen dat hiermee wordt verdiend ook niet langer in Nederland belast zijn.

De strategie van de Luxemburgse overheid is dan ook duidelijk. Creeer een uitvalbasis voor Europese fondsen door het creeren van fiscaal neutrale fondsen en “verdien” aan de kant van de structureerders en beheerders. De strijd op het gebied van Europese retailfondsen (ICBEs/UCITS) lijkt gestreden te zijn. Terwijl Luxemburg ongeveer duizend UCITS kent, speelt Nederland op dit vlak nog maar een beperkte rol.

Het antwoord op de eerder gestelde vragen is bevestigend. Nederland zal zowel werkgelegenheid als belastingopbrengsten kwijtraken.

In dit kader is het zinvol stil te staan bij het fenomeen ‘cross border asset pooling’.

Na 12 jaar voorbereiding heeft de Raad van de Europese Unie in mei 2003 een richtlijn vastgesteld waarmee de weg is vrijgemaakt voor pan-Europese pensioenfondsen. De lidstaten moeten deze richtlijn vóór 23 september 2005 in nationale wetgeving hebben omgezet. Voordat echter sprake zal zijn van een echt pan-Europees pensioenfonds, waarbij alle EU-werknemers van een onderneming onder één pensioenregeling vallen, moeten nog heel wat obstakels uit de weg worden geruimd. In afwachting hiervan zullen Nederlandse multinationals echter de beleggingen van hun Europese pensioenfondsen gaan poolen (asset pooling), waarmee miljoenen euro’s op jaarbasis kunnen worden bespaard aan beheerkosten.

Dit fenomeen is niet fiscaal gedreven, maar bij de keuze van de entiteit voor asset pooling komt de fiscaliteit weer om de hoek kijken. Ook hier spelen landen zoals Luxemburg en Ierland een grote rol. Met nieuwe wetgeving proberen deze landen multinationals over te halen hun gelden te beleggen via in hun land opgerichte entiteiten. Deze entiteiten zijn transparant voor belastingdoeleinden.

Ook voor de BTW kennen deze entiteiten duidelijke aangegeven vrijstellingen. Door de huidige Nederlandse wetgeving en uitvoering hiervan lijkt het erop dat er voor Nederland geen rol van betekenis is weggelegd en dat substantiële bedragen aan Nederlandse pensioengelden zullen worden belegd via deze buitenlandse entiteiten. Indien de Nederlandse overheid hier niet adequaat reageert, zal hetzelfde proces optreden als bij de beleggingsfondsen, namelijk dat Nederland de boot mist.

De boodschap is duidelijk. De industrie heeft sterk behoefte aan veranderingen. Afschaffing van kapitaalsbelasting voor beleggingsinstellingen is er één van willen we verdere verplaatsing van de beleggingsfondsenindustrie uit Nederland vermijden. Dit is ook een van de aanbevelingen van de Moderniseringcommissie voor de sector (Commissie-Winter). De beleggingsmarkt heeft zich ontwikkeld tot een zeer mobiele en internationale markt en beleggingsinstellingen worden opgezet in dat land waar de minste (fiscale) obstakels zijn. Het heffen van kapitaalsbelasting over het bijeenbrengen van kapitaal voor beleggingsdoeleinden is niet met argumenten te rechtvaardigen.

De vraag is dan ook meer hoe een vrijstelling van kapitaalsbelasting vorm te geven. Enerzijds moeten de bestaande Nederlandse beleggingsinstellingen worden vrijgesteld van kapitaalsbelasting. Anderzijds is er behoefte aan het introduceren van een nieuw transparant fonds á la het beproefde Luxemburgse of Ierse concept. Het introduceren van een entiteit die bijvoorbeeld is vrijgesteld van kapitaalsbelasting zonder te voldoen aan de huidige omslachtige toestemmingsvereisten van de zittende aandeelhouders en rechtspersoonlijkheid kent, zou een geweldige stap voorwaarts zijn zodat we weer op een lijn komen met de rest van Europa.

Gezien de dreigende belastingderving over beheervergoedingen, het dreigend verlies van arbeidsplaatsen kan er toch niemand tegen zijn om snel een aantal structurele maatregelen te treffen. Laten we beginnen met de kapitaalsbelasting. Een Staatssecretaris die Nederland in het buitenland aanprijst als een land met een gunstig vestigingsklimaat kan het zich niet permitteren om deze bedrijfstak te verjagen.

Mr. M.R. Vink is belastingpartner binnen de Financial Services Groep van PricewaterhouseCoopers in Amsterdam

Gerelateerde artikelen