Wijziging grondslag onroerendezaakbelasting

In artikel 220f van de Gemeentewet is voor wat betreft de onroerendezaakbelasting (OZB) geregeld dat de belasting wordt geheven over waarde-eenheden van 2500 euro. De Staatscourant meldt dat de Tweede Kamer momenteel werkt aan een wetsvoorstel waarbij de heffingsmaatstaf voor de OZB wordt gewijzigd.

Het doel van de voorgestelde wijziging is de OZB voortaan te berekenen naar een percentage van de waarde van de onroerende zaken, zoals die op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt vastgesteld. De eenheden van € 2500 op basis waarvan de OZB momenteel wordt berekend worden dus losgelaten.

De nieuwe regeling is vergelijkbaar met de voor de Wet op de inkomstenbelasting geldende regeling van het huurwaardeforfait, waarbij wordt gewerkt met verschillende percentages die oplopen naarmate de waarden van de onroerende zaken stijgen.
 
De wijziging dient volgens het kabinet niet te leiden tot een verhoging van de belastingdruk voor burgers en bedrijfsleven. Als zich afrondingsverschillen voordoen wordt het passend geacht om dat in het voordeel van de burger en bedrijfsleven te doen. Dat zal in de communicatie-uitingen aan gemeenten ook zo worden gemeld.

Gemeenten hebben ook geen belang om het anders te doen vanuit hun verantwoordelijkheid naar hun ingezetenen, aldus het kabinet. De wijziging betekent voor gemeenten wel een omschakeling, maar deze blijft volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) beperkt.

Het vraagt slechts een eenvoudige aanpassing van de software, die niet leidt tot een verhoging van de belastingdruk voor burgers en bedrijfsleven. De parlementaire behandeling wordt voor de zomervakantie afgerond. Gemeenten hebben dus voldoende tijd voor de nodige administratieve aanpassingen.

Gerelateerde artikelen