Vorming onderhoudsvoorziening in plaats van afschrijven
Voor gebouwen die hoofdzakelijk te beschikking worden gesteld aan derden (beleggingspanden) bedraagt de bodemwaarde 100% van de WOZ-waarde. De diverse onderdelen van een gebouw worden hierbij tezamen met het gebouw als één bedrijfsmiddel aangemerkt.
Hoewel de diverse onderdelen van een gebouw een verschillende levensduur kunnen hebben, het ene onderdeel slijt sneller dan het andere, kan maar één afschrijvingspercentage worden gehanteerd over het gehele bedrijfsmiddel (een soort ‘mengpercentage’).
Wanneer bij de afschrijving géén rekening is gehouden met de (versnelde) slijtage van bepaalde onderdelen, dan is het mogelijk om hier op een andere manier rekening mee te houden. Indien de vervanging van die onderdelen als onderhoud kwalificeert, is de vorming van een voorziening groot onderhoud (of kostenegalisatiereserve) mogelijk.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het eens in de zoveel jaar schilderen van het gebouw of vervanging van het dak. De dotaties aan een voorziening groot onderhoud komen ten laste van de fiscale winst. Indien in het jaar van onderhoud blijkt dat tekort is gedoteerd, dan mag het meerdere ineens ten laste van de winst worden gebracht.
Bij de dotaties mag rekening worden gehouden met kostenstijgingen voor zover deze zich in het betreffende dotatiejaar hebben voorgedaan. Door de kosten van groot onderhoud niet via de afschrijvingen mee te nemen maar via de vorming van een voorziening groot onderhoud, kan worden voorkomen dat als gevolg van de ingevoerde afschrijvingsbeperking voor gebouwen de onderhoudskosten niet langer (via de afschrijvingen) ten laste van de winst kunnen worden gebracht.
Het is daarom raadzaam om bij uw adviseur na te gaan of, in welke mate en voor welke onderdelen, in uw situatie een voorziening kan worden gevormd. De (wijze van) vorming van de onderhoudsvoorziening mag hierbij niet als een zogenoemde ‘stelselwijziging’ kwalificeren.