Uitgaven bedrijfsleven aan R&D licht gestegen
Nederland telde in 2015 ongeveer 20.000 bedrijven die uitgaven hadden voor R&D. Daaraan gaven zij in 2015 7,7 miljard euro uit. Meer dan de helft (59 procent) van dit bedrag is uitgegeven door bedrijven met minimaal 250 werkzame personen.
Tussen 2011 en 2015 kwam jaarlijks meer dan de helft van alle uitgaven aan R&D-activiteiten van die grote bedrijven. Dat de tien grootste bedrijven ongeveer een kwart van alle R&D-uitgaven doen, is al enkele jaren zichtbaar. Het gaat dan bijna uitsluitend om bedrijven in de industrie. R&D-uitgaven bij bedrijven waren in 2015 voornamelijk gericht op toegepast onderzoek en experimentele ontwikkeling (90 procent), meldde het CBS al eerder.
In 2015 werd zo’n 56 procent van alle R&D-uitgaven in Nederland door het bedrijfsleven opgebracht. Met de uitgaven van publieke instellingen en het hoger onderwijs (6 miljard euro) ging in Nederland 13,7 miljard euro naar R&D. Dat is goed voor iets meer dan 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
Meer dan 80.000 volledige banen
Als alle inspanningen van bedrijven en hun werknemers die zij doen voor R&D in werktijd worden uitgedrukt, heeft het Nederlandse bedrijfsleven 81.000 arbeidsjaren in R&D gestopt. Sinds 2011 kwam het bedrijfsleven niet boven de 80.000 arbeidsuren uit. Inclusief de R&D-inspanningen van publieke instellingen en het hoger onderwijs zijn in 2015 zo’n 129.000 arbeidsjaren in R&D gestoken.
De gespendeerde R&D-arbeidsjaren bij bedrijven zijn iets minder scheef verdeeld dan de uitgaven over de periode 2011–2015. Grote bedrijven betaalden ruim de helft van de R&D-uitgaven, maar stopten daar minder dan de helft (44 procent) van de arbeidsjaren in. De tien allergrootste bedrijven hebben bijna 16 procent van alle R&D-arbeidsjaren ingezet, tegen een kwart van de uitgaven. Dit komt deels doordat deze bedrijven meer geld steken in R&D-investeringen als laboratoria, gebouwen, grond en apparatuur.