4 typen managementparticipaties en hun fiscale gevolgen
Door Hugo Everaerd en Erik Goemans
Om het management van een onderneming extra te motiveren, wordt hen vaak de mogelijkheid geboden mee te delen in het succes van de onderneming. De vraag die dan opkomt is hoe zo’n management participatie het beste kan worden vormgegeven. Hier spelen verschillende factoren een rol, zoals de termijn van de participatie, of het management zelf ook geld moet inleggen (mee investeren) en de omvang van de participatie. Maar ook de fiscale gevolgen kunnen bepalend zijn voor de manier waarop uiteindelijk wordt geparticipeerd. In dit artikel bespreken we de volgende vier veel voorkomende alternatieven om het management mee te laten participeren en de fiscale gevolgen daarvan: 1. aandelen krijgen of kopen; 2. opties toekennen; 3. SAR’s / Phantom stock; 4. Carried interest / lucratief belang.
1. Aandelen krijgen of kopen
Een relatief eenvoudige manier om het management te laten participeren is de mogelijkheid bieden een aandelenbelang te nemen in de vennootschap. Het management deelt dan mee in dividend die worden uitgekeerd en uiteindelijk in het resultaat van een eventuele verkoop van de vennootschap. Hoewel de opzet relatief eenvoudig is, kunnen de fiscale gevolgen erg verschillen afhankelijk van de uitvoering.
A. Verkrijgt een manager een belang van minder dan 5% van de aandelen in de vennootschap (of van een soort van verschillende typen aandelen), dan wordt de manager voor de waarde van de aandelen op 1 januari van elk jaar belast in box 3. Een belang in box 3 wordt belast tegen een effectief tarief van 0,59% tot 1,76% (tarief 2021) over de waarde van de aandelen. Dividend inkomsten en een eventueel resultaat uit verkoop van de vennootschap worden niet specifiek belast. Wordt een relatief hoog rendement behaald, dan is de effectieve belastingheffing vergeleken bij progressieve belasting in box 1 relatief laag. Een (luxe) probleem kan zich overigens voordoen indien de aandelen in waarde stijgen, terwijl er geen dividend wordt uitgekeerd (bijvoorbeeld bij een succesvolle start up of scale up). Er moet namelijk elk jaar belasting worden betaald over de waarde van de aandelen, ongeacht of er ook geld binnenkomt om die belasting te kunnen voldoen en ongeacht of die aandelen in waarde stijgen. Eveneens lastig is, bij niet beursgenoteerde aandelen, dat elk jaar de waarde van de aandelen moet worden bepaald voor de heffing in box 3. Hiervoor wordt wel eens een waarderingsformule voor overeengekomen met de Belastingdienst.
B. Verkrijgt een manager een belang van 5% of meer in de vennootschap (of van een van de soorten aandelen in de vennootschap), dan worden dividenden en het resultaat bij verkoop belast in box 2 tegen een tarief van momenteel 26,9%. Eveneens lager dan het hoogste tarief in box 1. Deze heffing wordt doorgaans uitgesteld door te participeren via een eigen BV, waarbij deze BV management fees in rekening kan brengen aan de vennootschap waarin wordt geparticipeerd. De manager komt dan in dienst bij de eigen vennootschap en betaalt zichzelf een gebruikelijk loon.
Wat tot veel discussie kan leiden is de vraag hoe de managers in het bezit komen van de aandelen. Krijgen zij de aandelen om niet, moeten zij de daadwerkelijke waarde van de aandelen betalen, of iets daartussenin? Het moeten mee-investeren kan voor een manager een (te) hoge drempel zijn om te willen participeren gezien het risico dat daarmee gepaard gaat. Echter, elke korting die een manager krijgt op de daadwerkelijk waarde van de aandelen is doorgaans belast met progressieve loonheffingen. En mocht de manager bereid zijn om mee te investeren, dan moeten daar nog wel de middelen voor beschikbaar zijn. Dat kan worden opgelost met een lening vanuit de vennootschap, maar de Belastingdienst neemt regelmatig het standpunt in dat de lening tot het belaste loon moet worden gerekend als deze onzakelijke elementen betreft. Dat gaat dan niet alleen over het rentepercentage en de aflossingstermijnen, maar ook over de vraag of de manager bij een zakelijke derde partij überhaupt een dergelijke lening zou kunnen afsluiten.
Mocht het toekennen van de aandelen bij het management tot belastingheffing leiden, dan wil dat overigens nog niet meteen zeggen dat dat bij de vennootschap leidt tot een aftrekpost. Het uitreiken of toekennen van aandelen is voor de vennootschap namelijk niet aftrekbaar.
2. Opties toekennen
Het management kan ook participeren in de vennootschap, zonder direct mee te hoeven investeren. Dat kan bijvoorbeeld via het toekennen van opties op aandelen in de vennootschap. Met opties kan het management na verloop van een bepaalde tijd of bij een bepaald event (bijvoorbeeld een verkoop van de vennootschap) de opties uitoefenen en op dat moment aandelen verkrijgen in de vennootschap tegen betaling van een vooraf bepaalde prijs voor de aandelen. Die prijs relateert meestal aan de waarde van de aandelen op het moment dat de opties worden toegekend. Zijn de managers succesvol dan stijgt de waarde van de aandelen en behalen zij een voordeel bij de uitoefening van de opties. Dat voordeel is echter wel progressief belast met loonheffingen, maar leidt wederom niet tot een aftrekpost bij de vennootschap. Ook het toekennen van rechten op aandelen in de vennootschap is namelijk niet aftrekbaar.
3. SAR’s / Phantom stock
Een ‘virtuele manier’ van aandelen of opties toekennen is het toekennen van zogenaamde “Stock Appreciation Rights” of “Phantom Stock”. Het management krijgt dan niet daadwerkelijk aandelen of opties, maar feitelijk een bedrag in geld, waarvan de hoogte afhangt van de waarde ontwikkeling van het bedrijf (bijv. de waarde van een aandeel of verhoging van het resultaat). Op zich een praktische manier om het management mee te laten delen in de toekomstige waardestijging van de vennootschap.
Bij het management is het toekennen van de rechten onbelast en is de uitkering wederom belast. Voor de vennootschap is de uitkering dit keer wel aftrekbaar, indien het loon van de manager in het voorgaande jaar minder bedroeg dan € 591.000 (2021). Het grote nadeel van deze variant is dat de uitkering ten laste gaat van de beschikbare geldmiddelen in de onderneming.
4. Carried interest / lucratief belang
Een carried interest (of in het Nederlands: een lucratief belang) is een belang van managers in de onderneming, waarbij met een relatief geringe investering een hoog rendement gemaakt kan worden. Er zijn zeer veel verschillende varianten, maar een veel voorkomende structuur is die waarbij het management gewone aandelen verkrijgt, terwijl andere investeerders (bijvoorbeeld private equity) cumulatief preferente aandelen krijgen. Het basisrendement op de investering wordt allereerst uitbetaald op de cumulatief preferente aandelen tegen een vast percentage (bijvoorbeeld 5%). Het overige rendement gaat echter voornamelijk naar de gewone aandelen. Dit is voor de managers vooral een interessante structuur indien wordt gestreefd naar een succesvolle verkoop van de vennootschap na een periode van bijvoorbeeld 5 jaar.
De inkomsten uit een lucratief belang zijn progressief belast met loonheffingen, indien moet worden aangenomen dat deze inkomsten een beloning zijn voor de werkzaamheden van de managers.
Om discussie hierover te voorkomen kent de wet de mogelijkheid dit belang te houden via een wat complexere structuur, waarbij onder bepaalde voorwaarden de inkomsten belast zijn in box 2 tegen 26,9%. Dit kan als een hoog tarief worden gezien vergeleken bij box 3 (zie hierboven, waarbij de box 3 belasting overigens wel élk jaar is verschuldigd), echter doorgaans wordt de box 2 heffing gezien als een voordelige variant ten opzichte van progressief belast inkomen uit arbeid in box 1.
Afsluiting
Er zijn meerdere alternatieven mogelijk om management (of andere werknemers) te laten participeren in onderneming en zodoende extra te motiveren en aan een bedrijf te binden. Afhankelijk van welke waarde wordt toegekend aan verschillende factoren, zoals de inleg door het management zelf en zowel de hoogte als het moment van belastingheffing, zal een van de alternatieven de voorkeur verdienen. Het is in ieder geval verstandig om de alternatieven en de verschillen in uitwerking goed met het management door te spreken.
Hugo Everaerd en Erik Goemans zijn fiscaal experts bij Crowe Foederer