Tekortschieten Ahold-accountant in hoger beroep door CBb bevestigd
Het beroep van Sobi
Sobi heeft in hoger beroep (wederom) geklaagd over de goedkeurende verklaring die door de betrokken Ahold-accountant was afgegeven met betrekking tot de jaarrekeningen 1996- 2001, ondanks het feit dat door Ahold (daarin) was overgegaan tot consolidatie van een vijftal buitenlandse vennootschappen, die niet volledig hadden mogen worden geconsolideerd.
In dit verband heeft Sobi naar voren gebracht dat de Raad van tucht voor registeraccountants in zijn uitspraak van 12 maart 2007 ten onrechte de zogenaamde control-letters als groepsbelangverklaringen heeft aangeduid. Nu het ontbreken, dan wel de inhoud van die control-letters niet beslissend is voor de vraag of Ahold moet worden gezien als het hoofd van de groep waarvan de buitenlandse deelnemingen deel uitmaken, zijn de grieven van Sobi op dit vlak ongegrond, zo oordeelt het CBb.
Volgens het CBb hangt het antwoord op de vraag of sprake is van een groepsrelatie af van welke maatschappij in wezen de andere maatschappij(en) feitelijk beheerst. Niet beslissend is, aldus het CBb, of een accountant al dan niet kon beschikken over een groepsbelangverklaring of controlletter waarin wordt verklaard dat een maatschappij feitelijk beleidsbepalend is in een andere maatschappij.
Een ander oordeel is het CBb toegedaan ten aanzien van de grief van Sobi die ziet op het afgeven van een goedkeurende verklaring door de accountant bij zogenaamde 20F-formulieren. Volgens Amerikaanse verslagleggingregels is voor consolidatie niet voldoende dat overwegende zeggenschap over de deelneming uitsluitend blijkt uit feiten, zoals in Nederland wel als aanvaardbaar wordt beschouwd.
Vereist is “the possession, direct or indirect, of the power to direct or cause the direction of the management and policies of a person, whether through the ownership of voting shares, by contract, or otherwise.” Dit moet wel blijken uit een schriftelijk stuk en alleen indien een dergelijk stuk bestaat, mag een accountant overgaan tot het afgeven van een goedkeurende verklaring.
In de Ahold-zaak had de betrokken accountant met betrekking tot de consolidatie door Ahold van de deelneming in de Antilliaanse vennootschap Disco Ahold International Holdings N.V. al een goedkeurende verklaring afgegeven, nog voor een schriftelijke controlletter door hem was ontvangen en zelfs nog voordat deze was tot totstandgekomen. De klacht van Sobi is daarom op dit punt gegrond verklaard.
Het beroep van de accountant
De accountant heeft zich in zijn beroep gericht tegen het oordeel van de raad van tucht dat hij is tekortgeschoten in zijn controlewerkzaamheden voor de deelneming van Ahold in US Foodservice (hierna: ‘USF’).
Al in 2000 was gesignaleerd dat de interne controle bij USF zeer zwak was, in het bijzonder waar het betrof de fraudegevoelige wijze waarop destijds bij USF leverancierskortingen werden berekend (de leverancierskortingen stonden immers niet in de administratie van USF).
Een en ander klemt temeer, nu de beloning van de plaatselijke bestuurders grotendeels afhankelijk was van de (hoogte van) deze leverancierskortingen. Deze bijzondere omstandigheden hadden voor de betrokken accountant reden moeten zijn om zich nader te verdiepen in deze materie en de controle die door Deloitte US werd uitgeoefend, nauwlettender te volgen.
Deloitte US heeft een verificatieprocedure gehanteerd die, in het licht van deze buitengewone omstandigheden, niet toereikend was. De accountant had moeten aandringen op doeltreffender maatregelen.
De uitspraak van het CBb
Hieruit volgt dat het CBb de maatregel van schriftelijke berisping passend en geboden vindt. Het CBb heeft hierbij enerzijds in aanmerking genomen dat de accountant ernstig is tekortgeschoten en blijk heeft gegeven van een passieve houding ten opzichte van hetgeen hem werd aangeleverd en anderzijds dat deze gebeurtenissen het einde hebben betekend van zijn carrière.
Bron: Tijdschrift Financieel Management: Legal Update ism Banning Advocaten