Te kleine voet? (over deurwaarders en de beslagvrije voet)
Als het om schulden gaat zal de publieke sympathie eerder liggen bij degene met een schuld, dan met degene die maar moet zien hoe hij zijn geld krijgt. Neem deze kwestie: het aantal klachten dat de nationale ombudsman heeft gekregen over deurwaarders is het afgelopen jaar verdubbeld ten opzicht van het jaar daarvoor. Waar gaat het hier om?
Deurwaarders houden onvoldoende of geen rekening met de beslagvrije voet. Daardoor komen mensen beneden het bestaansminimum terecht. Dat is niet alleen een slechte zaak voor degene met de schuld, maar ook voor de schuldeiser. Al lijkt dat misschien van niet, omdat de schuld, of in elk geval een deel ervan, immers wordt voldaan.
In 2013 kreeg de ombudsman 161 klachten over deurwaarders en dit jaar zal dat aantal op ongeveer 200 uitkomen. Drie van de vier van deze klachten hebben betrekking op de zogeheten beslagvrije voet, het deel van het inkomen waarop geen beslag mag worden gelegd. Die voet stellen deurwaarders vaak te laag vast en bovendien informeren deurwaarders mensen met schulden vaak slecht over die voet, zo meent de ombudsman.
Als dat gebeurt wordt er onterecht beslag gelegd en moet de schuldenaar met een bedrag onder het bestaansminimum zien rond te komen. Dan is het ook niet vreemd dat bij die schuldenaar de sympathie ligt. Terecht, want we vinden in ons land niet voor niets dat er zo’n minimum moet zijn. Het is in niemands belang, ook niet van de schuldeiser of de deurwaarder, om mensen die met een minimum moeten zien rond te komen, het vel nog verder over de oren te trekken. Dat zou de financiële problemen alleen maar groter maken.
De ombudsman vindt dat deurwaarders goede informatie moeten geven over de beslagvrije voet. Hiermee komen we bij de kern van het gesignaleerde probleem. Het is namelijk degene met schulden die inzicht moet verschaffen in zijn financiële situatie. De deurwaarder is daarvan afhankelijk, want het is niet mogelijk om daar op een andere manier achter te komen. Maar in de praktijk gebeurt dat niet altijd. Dan worden bijvoorbeeld inkomenscomponenten niet of onjuist doorgegeven – al dan niet bewust – met als gevolg dat de vastgestelde beslagvoet niet klopt.
Als blijkt dat die voet niet klopt moet alles wat teveel is geïncasseerd weer teruggegeven worden! Er zit wel een grens aan: terugvorderen kan tot één jaar na de onterechte incasso. Daar zit een schuldeiser echt niet op te wachten. En een deurwaarder ook niet, want die moet de klant uitleggen waarom hij die beslagvoet niet correct heeft vastgesteld. Het is zelfs de vraag of degene die iets terug te vorderen heeft hier wel op zit wachten, want die zal de schuldeiser duidelijk moeten maken dat hij van hém geld krijgt, in plaats van andersom. Bizarre situatie!
De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) vindt de berekening van de beslagvrije voet veel te ingewikkeld. Een paar maanden geleden heeft de KBvG een ronde tafel georganiseerd met partijen zoals Belastingdienst Toeslagen, Bureau Nationale Ombudsman, Bureau Wsnp, de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht, LOSR, NVVK, SVB, UWV en VEH. Al deze partijen vinden dat de regeling moet worden herzien! De KBvG heeft daartoe nu een voorstel gedaan.
Intussen zijn er al stappen gezet, onder meer in de richting van een nationaal beslagregister. Het is de bedoeling dat hier elke beslagslegging wordt geregistreerd. Alleen deurwaarders hebben toegang tot dit register en kunnen dan voor een schuldenaar vaststellen welke beslagen er al zijn gelegd. Dat maakt het een stuk makkelijker om onterechte beslagen te voorkomen. Stappen in de goede richting, maar we zijn er nog niet, het wachten is op een vereenvoudiging. Daar profiteert iedereen van, de schuldeiser voorop!
Maarten Verheij is Gerechtsdeurwaarder/directeur bij De Best & Partners B.V.