Start-ups willen na groeifinanciering weg uit Europa
Van de Nederlandse start-ups die het afgelopen jaar succesvol risicokapitaal hebben opgehaald, overweegt een ruim een derde het bedrijf naar het buitenland te verplaatsen. Dit omdat het in Nederland en Europa lastig is om groeikapitaal aan te trekken.
Dat blijkt uit een peiling van de Dutch Startup Association (DSA) onder 45 start-ups doe groeifinanciering binnenhaalden. Dat komt neer op 13 procent van het totaal. 41 procent van de ondervraagde start-ups acht een verhuizing naar het buitenland onwaarschijnlijk. 22 procent spreekt zich niet duidelijk uit.
Bedrijven die weg willen noemen drie oorzaken voor de neiging om te vertrekken. Ten eerste is het lastig om in eigen land en zelfs in Europa risicokapitaal op te halen, in alle fases, maar vooral in de groeifases. Het aantal investeringen in Nederlandse start-ups bevindt zich op het laagste niveau van de afgelopen 5 jaar.
De tweede oorzaak voor de drang om te vertrekken is dat een interne Europese markt die groeifinanciering vergemakkelijkt is er bij lange na niet is. Start-ups lopen daar bij snelle internationale expansie bij het snelst tegenaan, aldus DSA. De kosten van interne Europese handelsbarrières lopen uiteen van 44 procent voor goederen en 110 procent voor diensten. In de VS liggen deze factoren rond de 15 procent.
Ook ervaren ondernemers in Nederland en Europa te veel regeldruk, met onduidelijke, niet uitvoerbare, niet consistente en per EU-land verschillende regels. DSA verwijst naar onderzoek uit 2024 van de Deense start-up organisatie Danish Entrepreneurs TTIR waaruit dit naar voren komt. Van een aantal bekende start-ups in latere fase is bekend dat zij al deels de stap naar buiten hebben gezet, signaleert DSA. Start-up organisaties in Nederland en Europa waarschuwen voor een toenemende leegloop als dit niet verbetert.