Sprinkhanen of beleggers?
Het Nederlandse bedrijfsleven moet worden beschermd tegen gevaarlijke buitenlandse beleggers en ondernemingen. Voor je het weet grijpen ze de macht bij onze Hollandse parels of – erger nog –nemen ze die bedrijven over. Als dat gebeurt, is de ramp niet te overzien: hoofdkantoren worden uit Nederland weggehaald, werkgelegenheid verdwijnt en de Nederlandse economie raakt in het slop. Deze angst – wellicht wat aangezet – leidt op dit moment tot protectionistische geluiden in Nederland. Het Nederlandse bedrijfsleven moet worden beschermd voor het te laat is. De beschermingsstroming heeft de wind weer in de zeilen dankzij uitspraken van minister Wijn van Economische Zaken. Wijn onderkent de positieve effecten die uit kunnen gaan van deze actieve aandeelhouders. Dat is met name het geval wanneer zij riskante of R&D-intensieve investeringen financieren, wanneer zij ingedutte bedrijven bij de les houden of wanneer bedrijven als los zand aan elkaar hangen. Tegenover deze plussen staan ook minnen in de vorm van het rendementsstreven op de korte termijn bij sommige investeringsmaatschappijen en het mogelijke verlies van bedrijvigheid in Nederland. Wijn gaf de discussie een emotionele lading door de investeringsmaatschappijen – naar Duits voorbeeld – te bestempelen als sprinkhanen en daaraan toe te voegen dat hij niet vies is van het ‘Oranjegevoel’.
ACTIVISTISCH Dat het Nederlandse bedrijfsleven ten prooi valt aan activistische buitenlandse beleggers is natuurlijk overdreven. Slechts een handjevol Nederlandse ondernemingen – Ahold, ASMI, CSM, Stork en Wegener – kan rekenen op de belangstelling van buitenlandse hedgefondsen. Daarbij is allerminst zeker dat die bedrijven ook zullen worden overgenomen. Het is immers niet ondenkbaar dat de bewuste beleggers weer zullen verkopen als deze bedrijven hun strategie wijzigen, de aandelenkoers stijgt of zich elders betere investeringsmogelijkheden voordoen. Bovendien lijkt het onverstandig om te klagen over overname van Nederlandse bedrijven als juist onze ‘Hollandse’ multinationals groeien via buitenlandse acquisities.
In reactie op de opkomst van buitenlandse investeringsmaatschappijen trekken sommigen de conclusie dat de verbetering van aandeelhoudersrechten in Nederland is doorgeschoten. Ik deel die conclusie niet. Internationaal gezien is de rechtspositie van de Nederlandse aandeelhouder nog steeds benedengemiddeld. De opkomst van private equity en hedgefondsen in Nederland is juist het gevolg van de zwakke zeggenschapspositie en de onderwaardering van Nederlandse beursfondsen die daar weer het gevolg van is. Die onderwaardering trekt (buitenlandse) investeringsmaatschappijen aan. Hedgefondsen zien mogelijkheden om de onderwaardering of discount ten gevolge van verspreid aandeelhouderschap te verkleinen of weg te werken door met grote pakketten druk uit te oefenen op het management. Hun rendement bestaat voor een belangrijk deel uit die corporate-governancediscount. Op zich kunnen deze hedgefondsen een nuttige rol vervullen, met name wanneer ze zwak management aanpakken. Vier van de vijf genoemde ondernemingen presteren op de lange termijn onvoldoende. Vergelijk de rol van de activistische hedgefondsen met schimmels in de natuur. Niemand wordt er enthousiast door, maar ze hebben wel hun functie. Dat betekent evenwel niet dat ze ongestoord hun gang kunnen gaan. Voorkomen moet worden dat hedgefondsen in hun contacten met het management betere informatie krijgen en van die voorkennis profiteren. Ook is het bezwaarlijk dat sommige hedgefondsen proberen de koers op te drijven door hun plannen te laten uitlekken naar de media. Indien zij grote pakketten verwerven, zullen ze het beleggend publiek moeten laten weten wat hun intenties zijn. Die duidelijkheid komt het functioneren van de kapitaalmarkt ten goede.