Sense and simplicity
Door Ruud Veenstra
De zich voortslepende discussies over de zekerheden voor de DAF-obligatiehouders (vanaf 1993) en de Ahold-affaire (vanaf 2003) fixeren het maatschappelijk debat op het formeel recht en op aansprakelijkheidskwesties en voeden het wantrouwen. Schriftgeleerdheid komt in de plaats van herstel van common sense en vertrouwen in de financiële verslaggeving. Voor dat herstel moet het oog vanzelfsprekend worden gericht op de getrouwheid van jaarrekeningen.
In essentie is het consolideren van jaarrekeningen een service aan het maatschappelijk verkeer om kennisneming te vergemakkelijken. Geconsolideerde jaarrekeningen presenteren de resultaten uit de bedrijfsuitoefening, de financiële positie en de kasstromen ‘alsof’ het om één enkele onderneming gaat.
Tegen de heersende opvatting in is dit sedert jaar en dag ook het uitgangspunt van de Amerikaanse Accounting Standard over Consolidation (US GAAP). In Nederland moet de geconsolideerde jaarrekening inzicht geven overeenkomstig artikel 2:362 lid 1 BW. De gebruiker van de geconsolideerde jaarrekening moet zich aan de hand daarvan een verantwoord oordeel kunnen vormen omtrent het geconsolideerde vermogen, het geconsolideerde resultaat en de solvabiliteit en liquiditeit van de groep (in de consolidatie betrokken ondernemingen).
SPITSVONDIGHEDEN
Er moet dus sprake zijn van een als één onderneming (door ’the parent’) bestuurde groep van ondernemingen en de getoonde geconsolideerde informatie moet getrouw en stelselmatig de werkelijke financiële positie van de groep weerspiegelen.
Formele spitsvondigheden en onbegrijpelijke regelgeving zijn uit den boze en ondermijnen het vertrouwen. Derden moeten erop kunnen vertrouwen dat de in de consolidatie betrokken ondernemingen tezamen ook inderdaad in alle voor het maatschappelijk verkeer belangrijke opzichten als één onderneming onder leiding van ’the parent’ optreden.
Daarbij zal een gebruiker van een geconsolideerde jaarrekening ervan uitgaan dat er sprake is van eenheid van leiding en beleid, organisatorische verbondenheid en zeggenschap over de bedrijfsuitoefening van alle geconsolideerde ondernemingen, voor zover het tegendeel niet uitdrukkelijk blijkt uit de toelichting.
Zijn er omstandigheden waardoor er niet in alle voor de jaarrekening relevante opzichten sprake is van één onderneming, dan moet dit duidelijk in de geconsolideerde jaarrekening tot uitdrukking worden gebracht en voor de lezer uitdrukkelijk kenbaar zijn, zodat deze daarmee bij zijn economische beslissingen rekening kan houden. De gebruiker moet zich immers overeenkomstig artikel 2:362 lid 1 BW een verantwoord oordeel kunnen vormen omtrent de financiële positie van de entiteit die hem wordt voorgehouden.
Geconcludeerd moet worden dat voor het herstel van het vertrouwen in de (dagelijkse) integriteit van de financiële verslaggeving het materieel recht (de rechtsregels waaraan de deelnemers zich behoren te houden) weer in het middelpunt van de belangstelling en het handelen moet worden geplaatst. Zowel de dagelijkse praktijk als de wetgeving en de rechtspraak over jaarrekeningen moeten zich weer richten op het materieel recht. De economische werkelijkheid gaat boven de juridische vorm.
Drs. Ruud H. Veenstra RA heeft een lange staat van dienst als openbaar accountant van grote en internationale ondernemingen (vanaf 1970) en als
onafhankelijk accountancy-consultant (vanaf 1992) en publiceert
daarnaast regelmatig over vakonderwerpen. www.veenstraaccountancy.nl