PwC: Cybercriminaliteit maakt opmars
PwC doet elke twee jaar onderzoek naar financieel-economische criminaliteit en de oorzaken en gevolgen hiervan. De ontwikkeling hiervan is sinds het vorige onderzoek uit 2014 stabiel gebleven. “De schade voor personen, organisaties en het maatschappelijk verkeer is aanzienlijk en wordt nog altijd onderschat”, aldus onderzoeker André Mikkers van PwC. Dat cybercriminaliteit ten opzichte van 2014 is toegenomen, lag in de lijn der verwachting. “Maar liefst 35 procent geeft aan slachtoffer te zijn geworden van een inbreuk op hun netwerk waaraan een verscheidenheid van apparaten verbonden zijn. Het ‘Internet of Things’ kent echter een hoge onwetendheid, dus de kans dat dit percentage vele malen hoger ligt, is zeer aanwezig.” Opvallend, aangezien uit het onderzoek blijkt dat slechts 9 procent aangeeft dat de organisatie hun beveiliging op dit gebied niet op orde heeft. “Dit geeft maar weer een dat de bewustwording rondom fraude te wensen overlaat”, zegt Mikkers.
Bij cybercriminaliteit wordt het gebruik van virussen het meest genoemd (81%), gevolgd door phishing en pharming (77%) en hacken (60%). Cyberspionage wordt het minst genoemd (38%).
In de industriële sector wordt de meeste financieel-economische criminaliteit gerapporteerd, in het onderwijs daarentegen het minste. Volgens Mikkers komt dat mede omdat het onderwijs al in een vroeg stadium aandacht schonk aan it, maar dit niet altijd professioneel gebeurde en veel systemen met elkaar verbonden zijn. “Daarnaast zijn directe gevolgen van een integriteitsbreuk in hun it-systemen niet direct zo ingrijpend als bijvoorbeeld in de zorg of financiële sector. Daar is dus logischerwijs in het verleden minder aandacht aan besteed.”
Diefstal van geld en goederen wordt het meest genoemd (63%) – gevolgd door diefstal van informatie (38%), cybercriminaliteit (34%), corruptie (26%) en concurrentievervalsing (23%).