‘Prijzen gaan omhoog’
Hoe staat de investeringsmarkt voor risicodragend kapitaal ervoor?
‘Je ziet dat investeerders in ventures, startende bedrijven, zich na de internetbubble massaal hebben teruggetrokken. Private equity partijen die investeren in stabiele ondernemingen kennen daarentegen door een toevloed van investeringsgeld een flinke opleving. Tel daarbij op dat veel ondernemingen van hun dochterbedrijven afwillen. Denk aan DSM dat afstand heeft gedaan van zijn bakkerij-ingrediënten en CSM dat zijn snoepjes in de verkoop deed. Last but not least gaan steeds meer familiebedrijven op zoek naar een andere aandeelhouder. Ook daar worden wij veel uitgenodigd als investeerder, bijvoorbeeld om de bedrijfsopvolging te accommoderen.’
Naar wat voor een soort bedrijven zijn jullie op zoek?
‘We opereren in de zogenaamde mid-market en investeren in ondernemingen met een transactiewaarde van 30 tot 350 miljoen euro. Een zeer diverse doelgroep. We richten ons met buy outs uitsluitende op bedrijven die in de Benelux en Duitsland zijn gevestigd en hebben geen specifieke sectorvoorkeur. Voor ons is het belangrijkst dat het bedrijf sterk management heeft en leidend is in haar marktniche. Die aspecten maken dat de onderneming opduikt op ons radarscherm. We investeren daarbij niet zomaar in elke onderneming. De groeiverwachting moet reëel zijn, gezien het patroon in het verleden en de resultaten die branchegenoten halen. Bij de prijsbepaling van een overname houden we deze aspecten ook scherp in de gaten. Je moet de prijs van de onderneming niet zover laten opdrijven dat het management met een bijna onmogelijke groeitaak wordt opgezadeld. Soms zie je dat gebeuren op een veiling. We doen daar niet aan mee. In dat soort situaties is er immers geen winnaar.’
In hoeverre wordt bemoeienis van een investeringsmaatschappij door familiebedrijven als een last ervaren?
‘Het verhaal gaat nog wel eens dat investeringsmaatschappijen een blok aan het been zijn. Natuurlijk eisen we een bepaald rendement, maar dat is wel gebaseerd op een reële doelstelling. We willen niet dat een management team zich over de kop moet werken om een te agressief plan na te jagen. Dat leidt uiteindelijk tot kapitaalvernietiging, voor ons en voor het management als medeinvesteerder. Ook over de financieringsdruk ontstaan nog wel eens indianenverhalen. In de praktijk stemmen we de financiering zorgvuldig af op wat het bedrijf aankan. Een sterk groeiende onderneming financier je nu eenmaal heel anders dan een bedrijf dat zich in een rustiger vaarwater bevindt. In de praktijk maak ik nooit mee dat een bedrijf de door ons voorgestelde schuldfinanciering niet aan kan. Datzelfde geldt voor onze rapportageeisen. Ik merk eerder opluchting dat de indianenverhalen niet waar blijken te zien.’