Overheden kijken steeds kritischer naar transfer pricing
Dit blijkt uit onderzoek van KPMG naar de regelgeving voor en controles op transfer pricing in zestig verschillende landen. Op deze manier willen zij nieuwe bronnen voor belastingopbrengsten aanboren. Vooral bedrijven die actief zijn in landen als China, Griekenland en Vietnam, krijgen te maken met nieuwe of uitgebreidere regelgeving op het gebied van transfer pricing.
De controle op transfer pricing raakt bovendien steeds meer in zwang doordat veel overheden meer ervaring krijgen met het analyseren van de onderlinge verrekenprijzen en zij hiermee hun heffingsgrondslagen willen beschermen. Vooral in de Asia Pacific-regio blijken de autoriteiten zich actief met transfer pricing te bemoeien.
Met name in India, Australië, China, Singapore, Korea en Japan is de controle op de naleving van de regels fors toegenomen. De belastingdiensten in de Asia Pacific-regio worden door veel van de onderzochte bedrijven dan ook gezien als de strengste ter wereld.
Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat er grote verschillen zijn in de controles op transfer pricing door overheden. “In het algemeen richten transfer pricing controles zich op het vergelijken van transacties tussen bedrijven binnen dezelfde organisatie met vergelijkbare transacties tussen bedrijven die los van elkaar staan, de zogenaamde zakelijke derdentransacties. Deze zienswijze wordt door de OESO uitgedragen als het arm’s length principe”, constateert Jaap Reyneveld van KPMG Meijburg & Co.
Reyneveld: “Uit het onderzoek blijkt echter dat sommige autoriteiten belastingaanslagen en soms zelfs fiscale boetes opleggen aan multinationale bedrijven gebaseerd op hun eigen perceptie van het at arm’s length principe. Dit terwijl de belastingdienst aan de andere kant van de transactie heeft aangegeven dat de toegepaste verrekenprijs wel zakelijk is.”
“Zowel de strekking als de terminologie van beide betrokken autoriteiten kunnen aldus gemakkelijk van elkaar afwijken. Voorts lijkt de Canadese belastingdienst zich steeds minder te richten op een strenge interpretatie van de belastingregelgeving en meer op een aanpak op basis van onderhandelingen welke plaatsvinden ná het belastbare feit, het zogenaamde taxation by negotiation. Hoewel deze aanpak voor lagere belastingafdrachten kan zorgen, heeft het als nadeel dat het onzekerheid kan creëren voor de grote zakelijke belastingbetaler, die waarde hecht aan een voorspelbaar resultaat voor hun transacties.”
“Andere belastingdiensten, zoals de Amerikaanse en Nederlandse, lijken daarentegen meer geneigd deze onzekerheid te willen wegnemen: door middel van onderhandelingen met de belastingdienst kan een belastingbetaler vóóraf zekerheid verkrijgen over de fiscale implicaties van voorgenomen transacties. Deze afspraken kunnen worden vastgelegd in een Advance Pricing Agreement dan wel een Advance Tax Ruling.”
In Europa blijkt vooral een toename van nieuwe regelgeving op het gebied van documentatievereisten, de toepassing van op transacties gebaseerde methodieken, en waarderingen van intellectueel eigendom en bedrijfsreorganisaties. Oost-Europese landen lijken in toenemende mate geïnteresseerd te zijn in het introduceren van regelgeving op het gebied van transfer pricing na een vloed aan nieuwe investeringen van bedrijven die voordeel willen halen uit lagere kosten en gunstige belastingregimes.
Reyneveld: “Nu de winsten van veel multinationals afvlakken, zullen de belastingdiensten hun controleactiviteiten intensiveren om er zeker van te zijn dat elke jurisdictie zijn fair share van de slinkende belastinginkomsten krijgt. Multinationale bedrijven moeten dus goed voorbereid zijn om hun interne verrekenprijzen te verdedigen in de landen waar zij actief zijn, met name door de zorgen dat aan de locale transfer pricing documentatievereisten wordt voldaan. Een sterk en verdedigbaar transfer pricing beleid en de juiste implementatie daarvan worden dan ook steeds belangrijker voor grote internationale bedrijven.”