NOvRA verliest kort geding van NIVRA en NOvAA
Als SWA en NOvRA het gebruik van de titels niet staken moeten ze een dwangsom van 5.000 euro per dag betalen tot een maximum van 100.000 euro. Verder worden zij veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.
In het vonnis in kort geding van de Rechtbank Amsterdam staat dat het door SWA en NovRA gebruikte teken RAA zich nauwelijks onderscheidt van het collectieve woord en beeldmerk RA. Dat dit tot verwarring bij het relevante publiek zal leiden en op termijn tot verwatering van het merk RA, zoals door NIVRA c.s. gesteld, is volgens de voorzieningenrechter dan ook aannemelijk.
Verder wordt vastgesteld dat het teken NOvRA zich nauwelijks onderscheidt van de beeld- en woordmerken NIVRA en NOvAA. ‘Ook hier is aannemelijk dat bewust naar een naam is gezocht die zo dicht mogelijk tegen die van NIVRA en NOvAA ligt. Hierop wijst ook het feit dat NOvRA niet duidelijk heeft kunnen maken waarom de R van Register in de naam is opgenomen.
NOvRA houdt zelf geen register bij en een register voor ‘register adviseurs’ bestaat ook niet elders. Van een toevallige overeenkomst als gevolg van een afkorting van woorden die een beschrijving van de activiteiten vormen is dan ook geen sprake. Verwarring bij het relevante publiek en associatie met NIVRA en NOvAA is mede door het gebruik van het woord ‘register’ aannemelijk,’ aldus de voorzieningenrechter.
Met betrekking tot het teken AA acht de rechter het voldoende aannemelijk dat door SWA en NOvRA bewust is gekozen voor een teken dat dicht bij de wettelijke beschermde titel AA ligt, zodat het teken AAA met de titel AA zal worden geassocieerd. ‘SWA en NOvRA tracht aldus bij het publiek de onjuiste indruk te wekken dat ook AAA een beschermde titel van NOvAA is. NOvRA handelt met het gebruik van deze titel dan ook onrechtmatig jegens NOvAA.’