Nieuwe btw-regelgeving
Per 1 januari 2010 wijzigt de hoofdregel van de plaats van dienst bij business-to-business transacties. Voortaan wordt de btw geheven in de lidstaat van de afnemer en niet meer in de vestigingsplaats van de leverancier.
Voor dienstverlening aan particulieren blijft het uitgangspunt dat de btw wordt geheven waar de leverancier is gevestigd. Maar bij bepaalde diensten zal vanaf 1 januari 2015 de btw worden geheven in de lidstaat waar de diensten worden geconsumeerd.
Dit geldt voor de diensten van restaurants, kortdurende vervoermiddelen verhuur, culturele, sportieve, wetenschappelijke en onderwijsdiensten, en ook bij telecommunicatie-, broadcasting en elektronische diensten aan particuliere afnemers.
Onder de huidige regelgeving zijn de laatstgenoemde diensten aan particuliere afnemers al op de plaats van consumptie belast als de dienstverlener buiten de EU is gevestigd.
De btw-vrijgestelde financiële- en verzekeringsdiensten worden nader gedefinieerd. Dit moet meer duidelijkheid verschaffen, bijvoorbeeld over de toepassing van de vrijstelling op uitbestede diensten aan derden door financiële- en verzekeringsmaatschappijen. Ook moet het meer duidelijkheid geven over het beheer van pensioenfondsen en bemiddelingsactiviteiten.
Opteren voor btw-belast verrichten van bepaalde verzekerings- en financiële diensten wordt mogelijk. Er komt ook een btw-vrijstelling voor grensoverschrijdende kostendelende samenwerkingsverbanden, de zogenaamde “cost-sharing groups”.
Activiteiten van EU-ondernemingen kunnen hiermee gemakkelijker worden gebundeld. Ook kunnen kosten worden gedeeld zonder berekening van btw. Om de administratieve btw-last te vereenvoudigen in gevallen waarin ondernemingen btw-verplichtingen hebben in andere EU-lidstaten, worden twee maatregelen getroffen in combinatie met de nieuwe plaats van dienstregels.
Allereerst mogen in de EU gevestigde leveranciers van telecommunicatie-, broadcasting en elektronische diensten kiezen voor een éénloketsysteem voor het voldoen aan de btw-verplichtingen. In het nieuwe systeem, is slechts één registratie, aangifte en betaling nodig, zelfs voor diensten in EU landen waar de leverancier niet gevestigd is.
Zoals momenteel het geval is voor buiten de EU gevestigde dienstverleners, zal de verschuldigde btw worden verdeeld vanuit het land waar de leverancier is gevestigd naar het land waar de afnemer woont of is gevestigd.
Het btw-tarief en de controles van dit betreffende land zullen van toepassing zijn. Dit systeem wordt op 1 januari 2015 geïntroduceerd. De tweede maatregel houdt in dat vanaf 1 januari 2010 ondernemers teruggaafverzoeken voor buitenlandse btw elektronisch kunnen indienen in het land van vestiging.
Dit in plaats van het indienen van teruggaafverzoeken in ieder land waar de kosten zijn gemaakt. Het teruggaafverzoek zal worden doorgestuurd naar het EU land waar de kosten zijn gemaakt. Dit land is gehouden de termijnen te respecteren alsmede de procedures teruggaaf aan de onderneming. Deze maatregel zal de administratieve lasten van het terugvragen van buitenlandse btw enorm verminderen.
Ondernemingen kunnen de nieuwe wetgeving tegemoet zien. Door de belangrijke wijzigingen moeten zij hun commerciële en contractuele relaties aanpassen. Dit geldt ook voor de facturatie en boekhoudsystemen.
De implementatie van de regels in de nationale wetgeving kan nog steeds voor specifieke discussies zorgen, zoals overgangsregels voor diensten die rondom de ingangsdatum van de wijzigingen alsmede verlenging van uitzonderingen die zijn gemaakt van de algemene regels voor diensten waarvan het werkelijke gebruik bij de afnemer plaatsvindt en worden ingekocht van een leverancier buiten de EU.
Bron: TaxUpdate Tijdschrift Financieel Management i.s.m. Deloitte