Mr. Gerard van Westen over aanpak loonheffing, sociale verzekeringen en de werkkostenregeling
“In Nederland heerst de situatie dat maar weinig mensen in staat zijn hun hele aangifte zelf te verzorgen”, begint fiscaal expert Gerard van Westen. “Dat is opvallend, want de aangiftesoftware van de Belastingdienst voor particulieren is op zichzelf prima. Over waarom dit relevant is in relatie tot het onderwerp loonheffing en sociale premies kom ik zo even terug.”
Wat is er aan de hand op het gebied van loonheffing? Van Westen: “Er is al tientallen jaren geleden geconstateerd dat het geen goede zaak is dat werkgevers verschillende grondslagen moeten hanteren bij het inhouden van loonbelasting en premies volksverzekeringen (AOW/AWBZ/ANW) enerzijds en het berekenen van de verplichte premies voor bescherming tegen ziekte en werkloosheid anderzijds. Het berekenen van de laatste, zogenoemde sociale premies, is op een andere manier van calculeren gebaseerd dan het berekenen van de loonbelasting/premies volksverzekeringen.”
Van Westen vervolgt; “Je kan als werkgever niet volstaan met kijken naar personeelskosten en op grond daarvan bepalen hoeveel belasting en premies je moest inhouden. Je moet twee berekeningen uitvoeren. Dat is al jarenlang een issue. Er bestond zelfs een Coördinatiewet Sociale Verzekeringen die moest zorgen voor het coördineren van die heffingen. Er bestonden tot 1 januari 2005 iets van 30 verschillen in grondslagen en als werkgever had je een enorme klus om dat allemaal goed uit te werken.”
Vereenvoudiging
In 2005 kwam de wet Walvis. Dat staat voor; Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten. Het belangrijkste doel van Walvis was vereenvoudiging van wet- en regelgeving voor de verplichte werknemersverzekeringen. “Met de komst van de wet Walvis zijn een hoop verschillen tussen de loonbegrippen inkomstenbelasting enerzijds en werknemersverzekeringen anderzijds opgeruimd”, legt Van Westen uit. “Het premieloon werd in 2005 ondergeschikt gemaakt aan het fiscale loon. Evengoed bleven er nog 6 punten over waar het premieloon bleef afwijken van het fiscale loon. Toentertijd waren er wetstechnische moeilijkheden die het onmogelijk maakten ook deze laatste 6 punten op te ruimen.”
__________________________________________________________________________________
Cursus Besparen op loonheffing en sociale verzekeringen
Enerzijds leert u waar de grootste risico’s en valkuilen zich bevinden, waardoor u naheffingsaanslagen voorkomt. Anderzijds leert u processen rond arbeidsvoorwaardenbeleid strakker te beheersen. Gerard van Westen legt u daarnaast haarfijn de nieuwe werkkostenregeling uit. Lees meer…
Deze bijeenkomst maakt deel uit van de vijfdaagse opleiding Fiscaal Management.
Bekijk hier de gehele opleiding.
__________________________________________________________________________________
In het verlengde van de Wet Walvis kwam in 2006 de volgende slag. De overheid heeft er toen voor gezorgd dat werkgevers nog maar te maken kregen met één heffingsinstantie en dat werd de Belastingdienst. Voorheen werden premies werknemersverzekeringen geheven door het UWV, maar, zo vindt Van Westen, als je het fiscale loon leidend maakt is het logisch dat je de juiste berekening van de afdrachten ook neerlegt bij de instantie die het fiscale loon bewaakt en dat is de Belastingdienst. Het UWV is vanaf dat moment alleen nog maar een uitkeringsinstantie en niet langer een heffingsinstantie.
Complexe wijzigingen
“De wijzingen zijn heel complex geweest”, stelt Van Westen, “maar het leek desondanks allemaal goed gelukt te zijn. Vervolgens ging het toch mis in de loonketen.” Voor 2006 werden de werknemersverzekeringen behandeld als collectieve zaak en werd het niet per persoon berekend. Na 2006 gingen de premies naar het UWV en werden daar opgeslagen voor iedere werknemer apart in een individuele polis. “Daar ging het mis”, aldus Van Westen. “Het voeden van die polisadministratie kon de software bij de overheid niet aan. Het gevolg was dat zo’n 400.000 werkgevers de aangifte voor loonbelasting en premies opnieuw moeten doen. Dat is een paar jaar zo doorgehobbeld. Er zijn nu nog steeds werkgevers die de loonaangifte opnieuw moeten doen. Dit worden er wel steeds minder.”
Na het invoeren van de Wet Walvis waren er dus nog steeds 6 punten over waar het loonbegrip voor de loonbelasting afweek van het loonbegrip voor de premies. Dat moet verder omlaag worden gebracht met de Wet Uniformering Loonbegrip. Van Westen: “Deze wet, die heel recent is gepubliceerd in het Staatsblad, voert een verdere uniformering van het loonbegrip in voor de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen. Daarnaast komt er een heel nieuwe wijze van heffen van de bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW). Deze wet zal 1 januari 2013 in werking treden. Alleen is het technisch nog steeds niet mogelijk om die 6 punten volledig op te ruimen. Er blijven er nog steeds twee over waar een verschil blijft tussen de berekening fiscaal loon en premieloon.”
Het eerste verschil zit hem in loon uit vroegere dienstbetrekking, zoals pensioenen. “Logisch ook”, aldus Van Westen. “De gepensioneerde betaalt wel belasting, maar geen premies werknemersverzekeringen. Als je als werkgever een oud-medewerker een nabetaling moet doen heb je ook te maken met loon uit vroegere dienstbetrekking en moet je nog steeds zorgen dat een verschil in de loonadministratie wordt getackeld.”
Het tweede verschil vindt Van Westen wat lastiger. “Bij zaken als bijvoorbeeld spaarloon of kerstpakketten moet of kan de werkgever de belasting van de werknemer afkopen. Dan hoeft de werkgever over dat loon geen premies te betalen. Dat heet eindheffing. Maar als de werkgever een naheffing krijgt wegens verkeerd ingehouden loonheffingen krijgt hij vaak ook te maken met eindheffing. Over die eindheffing moet hij echter weer wel premies sociale verzekeringen afdragen.”
####
Wet Uniformering Loonbegrip
Staatssecretaris Frans Weekers van Financiën heeft onlangs gezegd; de Wet Uniformering Loonbegrip moest doorgaan, want in feite is dat de opmaak naar de Loonsomheffing. Wat houdt dat in?, vragen wij de fiscaal deskundige. “In hele grote lijnen komt het er op neer dat je als werknemer niet meer te maken krijgt met een precieze inhouding op het loon dat je ontvangt. De werkgever houdt als het ware een ruw bedrag in. Vervolgens moeten werknemers via de aangifte inkomstenbelasting alle dingen doen die vroeger via de werkgever liepen. Hier kom ik terug op het begin van het verhaal; mensen hebben nu al problemen met hun aangifte, ondanks de prachtige software van de fiscus. Alles wat de werkgever nu moet doen, leg je bij de Loonsomheffing op het bordje van de werknemer zelf. Over die gevolgen moet de politiek goed nadenken.”
Gerard van Westen heeft dus zijn eigen opvatting over de Loonsomheffing. Tot zijn genoegen wordt die gedeeld door de Studiecommissie Belastingstelsel, die door toenmalig Staatssecretaris van Financiën De Jager is aangesteld om een visie te ontwikkelen op het belastingstelsel van de toekomst. “De studiecommissie zegt over de loonsomheffing ook dat je dat niet moet willen, want je verschuift de problematiek van de werkgever naar de werknemer. Dan zou je een stap verder moeten gaan en de hele inkomstenbelasting verder op de schop moeten gooien, zodat iedereen zijn eigen aangifte weer zou begrijpen en zelf kan verzorgen.”
Valkuilen voor Financieel Managers
Waar lopen bedrijven in de praktijk tegenaan? Volgens Van Westen maken bedrijven nog vaak afspraken met hun personeel zonder te beseffen dat die wel eens een fiscale lading kunnen hebben. “Een voorbeeld; jij komt bij mij werken en je krijgt per maand 100 euro kostenvergoeding. Vervolgens moet je je afvragen of dat standhoudt als je belastingcontrole krijgt om de simpele reden dat je alleen maar een kostenvergoeding kunt krijgen als je daadwerkelijk kosten maakt. En die kosten moeten niet alleen worden gemaakt, maar ook voldoen aan fiscale normen. Een ander voorbeeld zijn ontslagregelingen. Werkgevers passen bij werknemers die de 65 naderen wel eens een verkapte VUT-regeling toe, zonder zich hiervan bewust te zijn. De boete hiervoor is op dit moment 52 procent van de waarde van de toezegging, dus dat is een behoorlijk risico. Dat zijn valkuilen waar je als werkgever vrij gemakkelijk intrapt.”
__________________________________________________________________________________
Cursus Besparen op loonheffing en sociale verzekeringen
Enerzijds leert u waar de grootste risico’s en valkuilen zich bevinden, waardoor u naheffingsaanslagen voorkomt. Anderzijds leert u processen rond arbeidsvoorwaardenbeleid strakker te beheersen. Gerard van Westen legt u daarnaast haarfijn de nieuwe werkkostenregeling uit. Lees meer…
Deze bijeenkomst maakt deel uit van de vijfdaagse opleiding Fiscaal Management.
Bekijk hier de gehele opleiding.
__________________________________________________________________________________
Ook met de inzet van zzp-ers kunnen bedrijven de mist ingaan met de loonheffingen. “Zo kun je onbewust in fiscale zin een arbeidsovereenkomst aangaan met een zzp-er waarop de fiscus je een naheffing oplegt. Een zzp-er kan ook claimen dat hij ondernemer is. Dan heeft hij op zijn aangifte inkomstenbelasting allerlei aftrekposten die de werkgever niet heeft, dus betaalt de zelfstandige minder. Daar zit ook het eigenlijke risico voor naheffing. Een ander punt is dat als die zzp-er achteraf een werknemer blijkt te zijn, de werkgever verplicht is de werknemerspremies af te dragen. Die kan hij niet terughalen bij de werknemer, dus wordt dat zijn schade. Dat kan allemaal voorkomen worden door altijd een VAR-verklaring te vragen aan een zzp-er, die geldig is voor het type werk waarvoor de zzp-er wordt ingezet. Daarmee is de werkgever automatisch gevrijwaard van het risico van naheffing. Maar wat lastig is: Als een zzp-er geen VAR kan overleggen, wil dat weer niet automatisch zeggen dat je werkgever bent. Dat is een vraag van andere orde. Bepaald geen heldere situatie dus!”
Horizontaal toezicht
Wat kunnen financieel managers doen die belast zijn met deze fiscale regelnaleving? De Belastingdienst propageert momenteel horizontaal toezicht. Van Westen vindt dit vindingrijk gevonden. “Ze missen mankracht om bedrijven zelf regelmatig te controleren, dus zeggen ze; controleer jezelf maar, dan kijken wij wel of je het goed hebt gedaan. Maar onaardig gezegd; je gaat eigenlijk wel bij de duivel op de biecht. Kort geleden was het nog zo dat horizontaal toezicht nooit vrijwaring gaf voor gemaakte fouten. Maar ze willen een soort pardon gaan verlenen aan bedrijven die een convenant aangaan. Nu is de vraag weer of dat geen ongelijke behandeling is en dus wel eerlijk is. Het moet niet zo zijn dat bedrijven die fouten hebben begaan die risico’s even kunnen afkopen door een convenant af te sluiten. Het horizontale toezicht is dus nog sterk in ontwikkeling.”
Werkkostenregeling (WKR)
Het laatste onderwerp dat we Van Westen voorleggen is heel actueel; de werkkostenregeling (WKR). Sinds 1 januari 2011 geldt deze nieuwe regeling waarmee ondernemingen maximaal 1,4 procent van hun totale fiscale loon (de ‘vrije ruimte’) kunnen besteden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen voor hun werknemers. Daarnaast kunnen zij bepaalde zaken onbelast blijven vergoeden of verstrekken door gerichte vrijstellingen toe te passen.
“De gedachte erachter is sympathiek”, stelt Van Westen. “Je gooit alle kosten op een hoop en je mag belastingvrij het bedrag uitgeven ter grootte van 1,4 procent van je loonsom. Dat klinkt eenvoudig, maar er is aan gesleuteld in de Tweede Kamer. De oorspronkelijke gedachte was; we hebben nu 27 regelingen voor allerlei soorten vergoedingen, daar gaan we in snoeien. Als je gaat tellen hebben we nu nog meer regelingen, dus dat snoeien is niet gelukt. Alle vergoedingen die je vroeger had, vindt je nu weer terug onder andere noemers. Snoeien leidde tot groeien?.”
“Neem bijvoorbeeld representatiekosten”, vervolgt Van Westen. “Vroeger kon je dat helemaal belastingvrij geven. Nu is het vaak onderdeel van de werkkosten en moet je dat meenemen in de vrije ruimte. Dus, zijn we er iets mee opgeschoten? 1 januari 2014 moet de werkkostenregeling bij alle bedrijven zijn ingevoerd. In 2011, 2012 en 2013 mag je het nog op de oude manier doen. Veel werkgevers doen dat ook omdat het vertrouwd is.”
Is het niet beter om het snel in te voeren?, vragen wij Van Westen. Immers, het moet toch gebeuren, dus waarom dan maar niet meteen? “Dat zou je zeggen”, glimlacht de fiscalist, “maar het hangt er maar net vanaf. Een werkgever met relatief veel lager betaalde werknemers zullen er meestal een financieel voordeel van ondervinden, want die werknemers hebben niet veel kostenvergoedingen en dergelijke. Hoger betaalde werknemers, bijvoorbeeld bij zakelijke dienstverleners hebben juist een hoge vaste kostenvergoeding. Je kunt dus als vuistregel nemen; een werkgever met relatief veel lager betaalde werknemers is voordeliger uit met de WKR. Heb je veel hoger betaalde werknemers, dan ben je met de WKR waarschijnlijker minder voordelig uit.”
Mr. Gerard van Westen is zelfstandig gevestigd advocaat-belastingkundige te Leiden, raadsheer-plv. in diverse Gerechtshoven en de CRvB, auteur van o.a. de Cursus Belastingrecht (Loonbelasting).