Money Matters: In den beginne was de bal

fallback
Met het bekende 'voetbal is oorlog' van Rinus Michels is het misgegaan. Voetballers en trainers gelden sindsdien als militair deskundigen, die ons wel even zullen vertellen hoe we onze concurrenten en andere vijanden te lijf moeten. Met de huidige Oranjegekte neemt de adoratie zelfs religieuze proporties aan. Maar wat valt er te leren van voetballers?

Teambuilding? Voetballers weten er alles van. Ook dat je moet scoren om te winnen. En dat je pas hebt gewonnen als de wedstrijd voorbij is. Maar dat er misschien wel weer een wedstrijd komt. Met dit soort wijsheden zijn de voetballers, ex-voetballers, trainers en ex-trainers in trek als sprekers bij het bedrijfsleven, en in in hun kielzog voetbalvrouwen, tennissers en hockeyers. Winnaars van wie we hopen wat te leren hoe we ook kunnen winnen. En als dat niet kan, dan maar verliezers van wie we hopen te leren hoe we ons verlies kunnen dragen. “Tegenslag maakt je sterker”, weet de veelgevraagde spreker annex hockeycoach Tom van ’t Hek, een variant op het aloude Nietzscheaanse ‘Wat me niet doodt, daar word ik sterker van’.

Complete waanzin, al die vergezochte vergelijkingen tussen voetbal en het (bedrijfs)leven. Zoals de psycholoog en bedrijfskundige Louis Cauffman zegt in Elsevier van deze week: “Een succesvolle sporter is niet per se een goede raadgever.” Oftewel, in de woorden van de onderschatte denker, pardon trainer Co Adriaansse: “Een goed paard is nog geen goede ruiter.” Sport is ook iets heel anders dan het bedrijfsleven: Sporters leven van wedstrijd naar wedstrijd. In het bedrijfsleven vindt de strijd (in de regel geen ‘zero sum game’, overigens, zoals een voetbalwedstrijd) continu plaats, zonder kwartiertje theepauze. En de sporter die de top wil bereiken moet geobsedeerd zijn door zijn sport. Een top-manager moet bovenal intelligent zijn en sociaal begaafd. En anders dan de sporter moet hij niet te veel te koop lopen met zijn drang om te winnen, daar storen anderen zich maar aan.

Maar het wordt steeds erger. Sterker nog, voetbal heeft zich in het post-Michels tijdvak ontwikkeld van oorlog tot religie. De voetbalmetaforen worden nog verder opgerekt en het spel wordt bestudeerd om er diepe levenslessen aan te ontlenen. Het bepaalt het ritme van ons leven, vormt de zin van ons bestaan. In de woorden van de Britse filosoof en supporter van Tottenham Hotspur A.J. Ayer: “In een complexe wereld als de onze zonder idealen, met toenemende secularisering en falende ideologieën is voetbal een nieuwe, ironische manier om iets van geestelijk houvast, gemeenschapszin en heiligenverering terug te vinden, en om de realiteit toe te snijden op de simpele menselijke maat.”

Het reduceren van de complexiteit van de werkelijkheid en het verbroederen van mensen: vroeger hadden religies het alleenrecht op die functie, maar ze hebben gezelschap gekregen van het voetbal. Je ziet ook steeds meer van oudsher religieuze verschijnselen rondom het voetbal. De rituele gezangen. Het van de oer-religies bekende beschilderen van de gezichten. De uit de gospelkerken bekende wave. Het ‘offeren’ van Advocaat als zondebok.

In werkelijkheid is voetbal natuurlijk slechts … voetbal. Een spelletje. En wat kun je ervan leren? Niet veel. Misschien dat Nederland er niet zo best in is, maar op het EK wel ver mee is gekomen. Onverdiend, maar je hoeft de bijbel maar op te slaan om te weten dat het leven nu eenmaal niet rechtvaardig is.