Money Matters: In de VS we trust

Wat gebeurt er als de dollar opeens keldert? Die vraag stond centraal in de vorige week uitgezonden documentaire 'De dag dat de dollar valt'. Een vraag die actueel lijkt, gezien de overwaardering van de Amerikaanse munt. Maar hoe waarschijnlijk is een plotselinge devaluatie van de dollar?

Stel, de dollar maakt in één dag een flinke val, van enkele tientallen procenten. Wat dan? Volgens een mooi scenario van financieel economisch journalist Maarten Schinkel (NRC Handelsblad) zijn de gevolgen rampzalig. Aan het eind van de dag staat correspondent Twan Huys zenuwachtig voor de camera in New York, maken de Chinezen zich op voor een mogelijke oorlog, en in Amsterdam kan een vrouw haar taxi alleen nog maar betalen met drie pakjes sigaretten.

Overtrokken? Wie weet. Maar onmogelijk? Niemand van de vele deskundigen – onder wie de CFO van ING Cees Maas – sluit het uit. Maas wijst bijvoorbeeld op het gevaar dat er paniek onder consumenten ontstaat: dat ze hun dollars gaan dumpen en hun euro’s gaan hamsteren. Dan raakt de wereldeconomie in ‘no time’ uit het lood geslagen.

Het hele scenario rust op de gedachte dat het Amerikaanse begrotingstekort niet veel verder kan oplopen. De VS hebben een tekort op de handelsbalans en de betalingsbalans dat onderhand 6,5 procent van het bruto binnenlands product bedraagt. Per dag lenen de Amerikaanse overheid, bedrijfsleven en particulieren inmiddels zo’n 3 miljard dollar (!) van de rest van de wereld. Per dag! En wie betaalt het gelag? Andere landen, vooral Aziatische landen – China voorop. Zij financieren de Amerikaanse overconsumptie, zou je kunnen zeggen, door dollars te kopen (o.a. in ruil voor staatsobligaties).

Zoals een van de geïnterviewden het uitlegde: het is alsof er een paar mensen op een onbewoond eiland zitten, van wie er eentje vist, de ander jaagt, kortom iedereen iets nuttigs doet. Op één persoon na, dan, de Amerikaan: die consumeert alleen maar. Hij maakt zichzelf wijs dat de rest van hem afhankelijk is. Maar die andere eilandbewoners zijn natuurlijk veel beter af als ze hem van het eiland knikkeren. Lees: als China, Japan en andere landen ophouden de consumptie van de VS te financieren – bijvoorbeeld omdat ze liever in hun eigen economieën geld steken dan in de Amerikaanse. Dan stijgt de rente in de VS en de huidige huizenbubble stort in (een van de oorzaken dat Amerikanen zo veel consumeren: ze wanen zich rijk omdat de huizenprijzen zo hoog zijn) en het vertrouwen in de dollar keldert en daarmee ook de koers.

Waarom gebeurt dat dan toch niet? Waarom blijven de Aziatische landen braaf de Amerikaanse ‘big spenders’ voorschieten? De verklaring is heel eenvoudig. Stel, u heeft een debiteur die zijn rekeningen maar niet betaalt. Wat doet u dan? Niet meer leveren? Maar dan loopt u het risico dat hij helemaal niet meer betaalt. En als u heel veel geld van hem krijgt, is dat wel het laatste wat u wilt. U bent kortom afhankelijk van uw wanbetaler geworden en zult wel moeten leveren. In een dergelijke situatie verkeren de financiers van de VS ook. De VS zijn te belangrijk en de bedragen die er uit staan zijn te belangrijk om het land te laten vallen. De VS kunnen het zich veroorloven om schulden te hebben die hoog uit torenen boven dat van menig derde wereldland.

De dollar daalt de laatste jaren. Maar omdat zo veel partijen schade zullen lijden onder een plotselinge koersval, zit een crash er niet in. Niemand durft die dikke Amerikaan van het eiland te knikkeren.

Jan Bletz

P.S. De documentaire de dag dat de dollar valt is nog te zien op de site van de VPRO: http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/24877874/