Money Matters: Geen Bak Ellende

fallback
Het kabinet Balkenende II is niet bepaald populair in Nederland. Begrijpelijk, gezien de benedenmodale economische prestaties van de afgelopen jaren. Maar doet Balkenende het werkelijk zo slecht?

Als je de kranten leest, ondernemers spreekt of over de markt loopt krijg je de indruk dat de economische malaise van de afgelopen jaren geheel de schuld is van Jan Peter Balkenende.

Maar dat is te veel eer. Zo machtig is Balkenende niet. We hebben het hier over de Nederlandse premier, niet over een tovenaarsleerling. Nederland is klein landje en sterk afhankelijk van de getijden van de economische wereldzeeën. En de afgelopen jaren zat het niet mee met de wereldeconomie, en het kabinet Balkenende heeft de domme pech net in een wereldwijde dip aan het bewind te zijn geweest.

Hooguit kun je Balkenende verwijten dat hij op de woeste wateren van de wereldeconomie een beetje anders had moeten bijsturen. De invloed van Balkenende is zeer beperkt, maar misschien had hij die invloed anders moet aanwenden? Die visie is in veel kringen bon ton, maar er valt veel op af te dingen.

Het kabinet-Balkenende II zet zwaar in op loonmatiging. De regering wil vooral de loongroei in de collectieve sector afremmen, in de hoop dat het bedrijfsleven volgt.
Ook het tweede instrument waarmee de regering invloed uitoefent op de economische conjunctuur is gericht op bezuinigen: de begrotingspolitiek. Het kabinet wil het begrotingstekort en de daarmee samenhangende omvang van de staatsschuld niet laten exploderen. Naast bezuinigingen betekent dit dat het kabinet opvallend terughoudend is met belastingdouceurtjes voor burgers en bedrijven. Wel heeft er een verlaging van de vennootschapsbelasting, om het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven aantrekkelijker te maken.

Maar in tegenstelling tot landen als Duitsland stimuleert Nederland bedrijven en burgers opvallend weinig om het geld te laten rollen – terwijl de economie in de ogen van veel criticasters best zo’n aanzwengeling kan gebruiken. Zo roerde zich onalngs weer een of andeer clubje zelfbenoemde deskundigen, de REA, die pleitte voor een Keynesiaanse stimulering om Nederland uit de recessie te tillen.

Je kunt er ook heel anders tegenaan kijken. Hoewel er kritiek is op het bezuinigingsbeleid van Balkenede, valt er ook veel voor te zeggen. Werken de stimuleringspakketten in andere landen, dan zorgt de Nederlandse loonmatiging en de sanering van de overheidsfinanciën nog altijd voor verbetering van de concurrentiepositie. Zakt de internationale economie opnieuw in, dan biedt het Nederlandse staatsbudget in elk geval enige ruimte om de pijn voor burgers te verzachten.

Zoals het er nu naar uit ziet, ligt het eerste scenario het meest voor de hand: het buitenland zal Nederland waarschijnlijk uit het conjucturele dal trekken. Die export lijkt in elk geval al een keer ten goede te hebben gemaakt, zo blijkt uit de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor Statstiek (CBS). Na een krimp met 4,3% in het eerste kwartaal deed zich een groei met 3,5% voor in het tweede kwartaal.

Daarmee lijkt het erop dat Nederland aan het begin van een klassieke herstelperiode: de export bloeit op, ondernemingen zien kansen, beginnen te investeren en lopen zo vooruit op het aantrekken van de consumptieve bestedingen. Dit jaar zal een en ander volgens het Centraal Planbureau (CPB) resulteren in een bescheiden economische groei: het Bruto Binnenlands Product stijgt met een half procent. Maar volgend jaar is het dan toch echt zo ver en groeit de economie volgens de laatste schattingen met 2,25 procent en Nederland zich eindelijk weer kan scharen onder de excellerende landen van Europa. Met dank aan die onbegrepen Balkenende.