Money Matters: Een Europa met twee gezichten?
Iedereen weet wat de Amerikaanse droom is: je kunt je van krantenjongen tot miljonair opwerken, als je maar voldoende talent en doorzettingsvermogen hebt. Of die droom waar is of niet? Waarschijnlijk niet; in elk geval wordt ‘The American Dream’ steeds minder realistisch. De achterstand van de armen wordt bij geboorte steeds groter, en nu al zo groot is dat ze al blij mogen zijn als ze het tot krantenjongen schoppen. Maar wat zou het? Zo lang de Amerikanen maar in die droom geloven, geeft deze richting aan hun leven, een ideaal dat hen bindt. Heel de Amerikaanse samenleving is doordrongen van deze droom, of het nu gaat om het bedrijfsleven of daarbuiten. Excelleer, presteer – dat is het devies van de Amerikaan.
Nee, dan Europa. Bestaat er zoiets als een ‘Europese droom’? Niet bepaald, hooguit een Europese nachtmerrie: Europa dat achterloopt op de VS, Europa dat wordt ingehaald door het Verre Oosten, Europa dat politiek verdeeld is, Europa dat dit niet goed doet en dat niet goed doet – kortom, er bestaat een beeld van ‘Europa als kop van jut’, dat nationale politici maar al te graag gebruiken als ze moeilijke hervormingen willen doorvoeren.
Dit constateerde Unilever-topman Antony Burgmans onlangs voor een gehoor van Nederlandse ondernemers en de fine fleur van de Nederlandse financiële pers tijdens een ontbijtbijeenkomst georganiseerd door ABN Amro, Robert Half en Het Financieele Dagblad. Burgmans deed een poging de contouren van de Europese droom te schetsen. Het Europese project heeft zestig jaar vrede gebracht – nou ja, met uitzondering van de Balkan dan – voor een continent dat tweeduizend jaar is gekenmerkt door bloedige twisten. De welvaart is toegenomen en Europa mag zich verheugen in een ongeëvenaarde culturele rijkdom en diversiteit.
The stuff that dreams are made of, in de ogen van Burgmans, en het is jammer dat de Europese droom niet leeft. Want als burgers beter zouden beseffen wat Europa hun heeft opgeleverd, zouden zich er ook meer inzetten voor ‘Europa’. Zo zouden zij – en hier maakte het betoog van Burgmans een wel heel merkwaardige bocht – noodzakelijke veranderingen in bijvoorbeeld de sociale zekerheid eerder accepteren. Helemaal vreemd deden zijn adviezen aan om het bedrijfsleven de ruimte te geven om arbeidsplaatsen over te hevelen naar lagelonenlanden en op andere manieren kosten te besparen.
Het betoog van Burgmans wringt: enerzijds geeft hij hoog op van Europa, van onze welvaart, vrede en culturele diversiteit, anderzijds pleit hij voor de introductie van typisch Amerikaanse waarden – meer marktwerking, meer ondernemerschap, minder bemoeizucht van de overheid en al die andere punten uit het bekende wenslijstje van de ‘Captains of Industry’ van deze wereld. Hij wil een Europa waarin het net zo prettig toeven is als de afgelopen decennia, maar dat een nieuwe impuls krijgt van allerlei Amerikaanse waarden. Een Europa met twee gezichten, met andere woorden. Terwijl die Amerikaanse waarden makkelijk tot ondermijning van de Europese verworvenheden kunnen leiden.
Wil je meer marktwerking en een minder betuttelende overheid? Prima, maar is dat mogelijk zonder dat die benijdenswaardige Europese welvaart wordt aangetast, althans zonder dat de welvaartsspreiding veel ongelijkmatiger wordt? En zal de diversiteit niet ook veel minder worden: zullen er niet meer Mc Donalds komen en minder eetcafeetjes? En vrede – ach, Amerika heeft in de afgelopen zestig jaar aan de lopende band buitenlandse conflicten gehad, om nog maar te zwijgen van het gewelddadige karakter van de Amerikaanse samenleving. Je hoeft geen Michael Moore te zijn om ook dit geweld te zien als een neveneffect van de Amerikaanse droom. Als je Amerikaanse waarden naar Europa exporteert, wat blijft er dan over van onze vreedzame maatschappij?
Vragen die Burgmans onbeantwoord liet. Zo te zien weet Burgmans niet wat hij met Europa aanmoet. En als een eminent man als hij het al niet weet, wie dan wel?