Kosten van ‘cure’ stijgen veel harder dan van ‘care’
De uitgaven aan ziekenhuiszorg (cure) zijn in Nederland in de periode 2011-2019 veel harder gestegen dan kosten die worden uitgeven aan de caresector (verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg, gehandicaptenzorg en GGZ). Dat blijkt uit een analyse door Intrakoop, de inkoopcoöperatie van de zorg. Intrakoop onderzocht 1.148 jaarverslagen van zorgorganisaties tussen 2011 en 2019.
Terwijl de gezamenlijke omzet van ziekenhuizen in de periode 2011 tot en met 2019 steeg met bijna 42% (+ € 8,9 miljard), lagen de groeipercentages in de andere grote zorgsectoren aanmerkelijk lager. In dezelfde periode groeide de omzet in gehandicaptenzorg met 28% (+ € 2,2 miljard), in de VVT-sector met zo’n 19% (+ € 3,1 miljard) en in de GGZ met slechts 9% (+ € 0,9 miljard).
Qua rendement waren de ziekenhuizen niet de best presterende zorgsector. Het nettoresultaat van de ziekenhuizen staat de laatste jaren behoorlijk onder druk door stijgende kosten, onder andere als gevolg van dure medicatie en de oplopende kosten van behandelingen. Over de hele linie is het gemiddelde meerjarig rendement in de gehandicaptensector het hoogste met bijna 2 procent. De VVT-sector schreef in 2016 nog rode cijfers, maar boekte in 2019 met een resultaat van 1,7% de hoogste, gemiddelde winst. De totale opbrengsten van de vier grote deelsectoren in de zorg zijn in 2019 opgelopen tot € 70,6 miljard. Dat betekent dat de kosten van de zorg voor de Nederlandse samenleving € 15,1 miljard hoger zijn dan in 2011. Van deze kostenstijging komt 70% voor rekening van ziekenhuizen.
Wie de jaarcijfers van de zorgsectoren door de jaren heen onder de loep legt, ziet dat de cure- en caresector op een aantal deelgebieden meer uit elkaar gaan lopen. Vooral op het gebied van personeel is dat goed zichtbaar; een belangrijk dossier omdat de krapte op de arbeidsmarkt de gehele zorg raakt. In de periode 2011 – 2019 namen de totale personeelskosten in gehandicaptenzorg en GGZ met ± 37% het hardst toe, gevolgd door de VVT-sector (± 31%) en de ziekenhuizen (± 27%). In die personeelskosten zitten ook de kosten voor personeel niet in loondienst, de zogenaamde flexibele schil: zzp’ers en uitzendkrachten. In de caresector moeten veel zorginstellingen alle zeilen bijzetten om de roosters kloppend te krijgen vanwege het groeiende aantal moeilijk vervulbare vacatures. In de caresector is het aandeel personeel niet in loondienst ondertussen opgelopen tot bijna 9% van de kosten voor personeel. In ziekenhuizen is dit aandeel met 5,4% veel lager en stabiel. Ook qua ziekteverzuim zijn de verschillen groot. In de ziekenhuizen is het percentage 5,2%, in de care loopt dit nog steeds op met de VVT als koploper met 6,9%. “Wat zorgen baart is dat verschillen oplopen” stelt Ruud Plu, directeur/bestuurder van Intrakoop . “Ziekenhuizen hebben minder moeite om in hun personeelsbehoefte te voorzien en kampen ook met minder ziekteverzuim. We moeten oppassen dat dat niet verder scheef gaat lopen en er nog meer druk komt te staan op de mensen die de care draaiende houden.”
Naast verschillen zijn er ook overeenkomsten tussen de cure en de care. Over de hele linie hebben zorginstellingen gewerkt aan gezonde(re) financiële buffers voor slechtere tijden. Met het oog op de huidige coronacrisis is dat een belangrijke ontwikkeling. De afgelopen jaren nam in alle deelsectoren van de zorg het weerstandsvermogen (solvabiliteit) behoorlijk toe tot ruim boven de norm van 15%. De gehandicaptenzorg heeft met 30,6% gemiddeld genomen de meeste ‘reserves’. De GGZ scoort het ‘laagst’ met 26,5%, maar ook deze sector zit ruim boven de norm.
Ook de liquiditeitsratio van de zorg is voor alle sectoren de laatste jaren gestegen tot een niveau (ruim) boven de 1%, een niveau dat de banken zien als ‘safe’. Qua investeringen is er in 2019, na jaren van gestage dalingen, weer sprake van een hele kleine stijging. Hoewel banken nog steeds voorzichtig zijn met het verstrekken van leningen zit bij alle deelsectoren het aandeel investeringen weer iets in de lift. Ziekenhuizen investeren gemiddeld het meest en zijn samen goed voor € 1,9 miljard aan investeringen (was € 2,3 miljard in 2011). De VVT investeerde in 2019 voor € 1 miljard (€ 1,4 miljard in 2011). De gehandicaptensector en de GGZ zitten beide op een niveau van € 0,7 miljard (€ 0,6 in 2011).