Kantonrechtersformule op de helling
De hoogste rechter vernietigde daarmee een uitspraak van het gerechtshof in Den Haag van 2 december vorig jaar. Het gerechtshof in Den Haag oordeelde anderhalf jaar geleden dat een werknemer die via het UWV ontslagen wordt, net zo goed recht heeft op een vergoeding als een werknemer van wie het contract door de kantonrechter ontbonden is.
De kwestie die onlangs door de Hoge Raad is bekeken is van belang omdat het Nederlandse ontslagstelsel twee richtingen kent die voor rechtsongelijkheid zorgen; de UWV-route en ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter. Het antwoord zou eigenlijk van de wetgever moeten komen. Maar omdat werkgevers- en werknemersorganisaties met de overheid hebben afgesproken zich voorlopig niet aan het ontslagrecht te wagen, is het probleem bij de rechters beland. Zij hebben dagelijks, en door de crisis steeds vaker, te maken met ontslagen.
In overgrote meerderheid zijn dat de kantonrechters, die arbeidsovereenkomsten ontbinden op verzoek van de werkgever en daarna vrijwel altijd een vergoeding toekennen op basis van de zogeheten kantonrechtersformule. Maar ook als de werkgever besluit zijn werknemers via de goedkopere UWV-route te ontslaan, kan een werknemer bezwaar maken en zijn oud-werkgever voor de kantonrechter dagen. Of en zo ja welk geldbedrag hij vervolgens krijgt, is ongewis. Rechters verschillen daarover van mening bij gebrek aan duidelijke wetgeving. Om enige orde in de chaos te scheppen heeft het hof in Den Haag anderhalf jaar geleden een uitgesproken oordeel gedaan.
De redenering van het hof in Den Haag gaat echter niet op, zegt de Hoge Raad. Of een ontslag kennelijk onredelijk is, hangt ‘altijd van de omstandigheden af’. De vergoeding voor de werknemer is in zo’n geval gebaseerd op de geleden schade. De rechter moet eerst vaststellen of sprake is van kennelijk onredelijk ontslag, waarna de schade moet worden begroot. ‘Daarbij past een algemene kantonrechtersformule niet.’ Ook een algemene korting van 30 procent die het hof op de vergoeding in mindering bracht, kan niet door de beugel, stelt de Hoge Raad.