(In)formele zorg
Enkele jaren geleden vroeg iemand, in mijn bijzijn, onze premier Mark Rutte van welk onderwerp hij 's nachts wakker lag. Hij gaf aan doorgaans goed te slapen, maar als hij dan een onderwerp moest noemen, dan waren het de stijgende zorgkosten in Nederland. Ter indicatie: in 1972 bedroegen de zorgkosten nog geen 9% van het BBP, tegenwoordig meer dan 15%. Geen wonder dat mensen daar wakker van liggen.
Het vinden van een oplossing voor dit probleem is nog niet zo gemakkelijk. Er kan weliswaar aan diverse knoppen worden gedraaid, maar elk met zijn eigen nadelen. Wellicht kunnen we bijvoorbeeld harder ingrijpen op de hoge kosten van nieuwe medicijnen. Het is algemeen bekend dat de meeste ondernemingen in de farmaceutische sector jaarlijks nette winstcijfers laten zien. Tegelijk zorgen deze ondernemingen voor een groot deel van de innovaties op het gebied van medicatie en behandeling. Hard ingrijpen is goed voor de portemonnee maar wellicht minder voor de gezondheid.
Een andere mogelijkheid is het beperken van het aanbod van zorg. Of het nu gaat om de vrije keuze voor een arts of ziekenhuis, of om de discussie in hoeverre een persoon koste wat kost in leven gehouden moet worden, in al deze gevallen wordt primair beoogd kosten te besparen. Dergelijke discussies ontvangen echter per definitie flinke kritiek, omdat deze kostenbesparingen rechtstreeks ingrijpen in de toegankelijkheid en beschikbaarheid van zorg. Het beperken van het aanbod van zorg is een weg die zeker nog verder bewandeld zal worden, maar uiteindelijk houdt het een keer op met mogelijkheden op dit gebied.
Een derde knop waar flink aan zou kunnen worden gedraaid is de bureaucratie die zich meester heeft gemaakt van de zorgsector. De meeste zorginstellingen kennen een flinke overhead, die nog eens wordt aangevuld met externe adviseurs en controleurs. Dit is hoofdzakelijk niet de schuld van de zorginstellingen zelf. Nederland kent al jaren een complex en steeds wijzigend beleid op het gebied van declaratie en verantwoording van zorgkosten. Om alle veranderingen bij te kunnen houden en te kunnen voldoen aan de vele verantwoordingseisen die worden gesteld, moeten zorginstellingen wel een groot leger administrateurs, controllers, adviseurs en interim managers aanhouden. Het alternatief, niet voldoen aan alle verplichtingen, kost uiteindelijk meer geld, zo is het credo.
Op de keper beschouwd is dit een zorgelijke maar ook vreemde ontwikkeling. Nederland gaat steeds meer toe naar een model waarin formele en informele zorg in toenemende mate samen (moeten) werken. Er wordt gesproken over handen aan het bed en in de thuissituatie als belangrijkste output van de zorgsector. Het verlenen van goede zorg en mensen in staat stellen zoveel mogelijk hun eigen leven te leiden, dat is de doelstelling. Maar op het gebied van declaratie en verantwoording buitelen we over elkaar heen om nieuwe regels en systemen te verzinnen.
De decentralisaties per 2015 maken dit proces alleen maar complexer. Sommige zorginstellingen moeten met tientallen gemeenten tegelijk zaken doen en al die gemeenten hebben weer hun eigen verantwoordingseisen. Meer bureaucratie is het gevolg. Bureaucratie die niets toevoegt voor de cliënt of patiënt, maar wel veel geld kost.
Je vraagt je toch af: is informele zorg überhaupt mogelijk in het uiterst formele Nederland?