Het vergaren van vermogen: Miljonair worden en blijven

fallback
De term miljonair wordt door velen geassocieerd met een rijk en glamourvol leven. De meeste miljonairs bezoeken echter geen society party's en huiveren bij een vermelding in de Quote 500. Het stereotiepe beeld is slechts van toepassing op een kleine groep. Daarom is het interessant te zien hoe de grote groep onzichtbare miljonairs vermogen vergaart en omgaat met die rijkdom.

De meeste miljonairs bouwen hun vermogen zelf op. Het basisprincipe is erg eenvoudig: ze geven minder uit dan wat ze aan inkomsten hebben en houden dus structureel geld over. Dat geld wordt steeds weer geïnvesteerd, in de eigen onderneming, in vastgoed of in effecten. Die extra investeringen leveren inkomen op en dragen zo bij aan het steeds verder groeien van het vermogen. Natuurlijk is er ook de groep van plotselinge miljonairs, die van de ene dag op de andere een flink vermogen in de schoot geworpen krijgen. Zij winnen de loterij of krijgen een grote erfenis. De groep plotselinge miljonairs is overigens klein, maar spreekt velen tot de verbeelding omdat het geld uit het niets lijkt te komen. Een belangrijke eigenschap van de gemiddelde miljonair is dat hij of zij in staat is om structureel geld opzij te zetten. Vaak hebben zij een behoorlijk inkomen of een goede winst binnen het eigen bedrijf. Opvallend is dat ondernemers beter in staat zijn om een vermogen op te bouwen dan mensen die in loondienst werken en eenzelfde inkomen genieten. Ondernemers bouwen van nature een reserve op voor slechtere tijden en herinvesteren daarnaast een deel van hun inkomen in de groei van de zaak. Uiteindelijk zullen ze de waarde van de onderneming inclusief alle investeringen te gelde maken. Tegenwoordig levert dat vaak al meer dan een miljoen op. Natuurlijk zijn er ook niet-ondernemers die miljonair worden, zoals vastgoedbeleggers die een portefeuille opbouwden voordat de prijzen hard gingen stijgen. En werknemers? Die konden eind jaren negentig wellicht miljonair worden met personeelsopties, maar tegenwoordig loopt dat zo’n vaart niet meer. Bent u werknemer dan is er een test waarmee u snel kunt bepalen of u op de goede weg bent om vermogend te worden. Daarvoor heeft u uw leeftijd, uw bruto jaarinkomen en uw netto vermogen nodig. Het eerste wat u moet doen is uw leeftijd delen door twintig. Bent u veertig jaar oud, dan is de uitkomst dus twee. Daarvan neemt u het kwadraat wat uitkomt op vier. Vervolgens vermenigvuldigt u dit met uw bruto jaarinkomen. Verdient u 80.000 euro per jaar, dan is de uitkomst dus 320.000 euro. Dat is het vermogen dat u had moeten opbouwen om op het goede spoor te zitten om vermogend te worden. U heeft dan dus voldoende vermogen opgebouwd gezien uw inkomen en uw leeftijd. Een zestigjarige met eenzelfde inkomen komt al uit op een verwacht vermogen van 900.000 euro.

Simpel beleggen
Veel miljonairs zijn erachter gekomen dat beleggen een hachelijk avontuur kan zijn. Door risicovolle investeringen hebben zij veel geld verloren. Wie denkt dat beursanalisten en vermogensbeheerders de ontwikkelingen op de effectenmarkt kunnen voorspellen, komt meestal bedrogen uit. Zet dus uit uw hoofd dat u het beter kunt doen met uw portefeuille dan op de markt. Uiteindelijk zal het al een hele prestatie blijken om de markt bij te houden. Daarom is het verstandig een simpel beleggingsplan te maken dat aansluit bij uw behoeften. Waar gaat het uiteindelijk om met uw belegd vermogen? De eerste functie van uw beleggingsportefeuille is om tekorten aan inkomen aan te vullen. Heeft u de komende twintig jaar bijvoorbeeld een aanvulling nodig van 25.000 euro per jaar, reserveer daar dan nu al geld voor. Dat reserveren kan heel eenvoudig met het aankopen van obligaties. Voor ieder jaar dat u het inkomen nodig heeft koopt u het benodigde bedrag aan obligaties. Een aanvulling gedurende twintig jaar van 25.000 euro per jaar vergt dus een belegging in obligaties van 500.000 euro. Natuurlijk ontvangt u jaarlijks ook nog rente op dit vermogen, maar die rente is hard nodig om twee zaken mee af te dekken. Allereerst moet u rekening houden met inflatie. Laten we uitgaan van gemiddeld drie procent per jaar. Daarnaast moet u over dit vermogen ook nog 1,2 procent belasting betalen in box drie. Belasting en inflatie maken het overgrote deel van de jaarlijkse rentevergoeding op. Het kleine beetje rente dat u mogelijk overhoudt moet u dan maar zien als een extraatje.

 

Alternatieve aanpak
Als u geld overhoudt nadat de inkomensbehoefte is afgedekt, dan kunt u daar in principe risico mee lopen. Een multimiljonair sprak ooit de wijze woorden dat hij ‘het zich kon veroorloven om niet in aandelen te beleggen’. De moraal van zijn verhaal was dat hij geen risico’s meer hoefde te lopen gezien de omvang van het vermogen. Wie wel risico gaat lopen wil dat het risico wordt beloond in de vorm van een hoog rendement. U komt dan terecht bij beleggingen in aandelen en vastgoed. Veel aandelenbeleggers maken de fout te denken dat ze het beter kunnen dan het marktgemiddelde. Ook bepaalde vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs willen u overtuigen van hun kwaliteiten door erop te hameren dat ze het beter doen dan de index. De harde waarheid is dat slechts tien tot vijftien procent van de beleggingsfondsen het daadwerkelijk beter doet dan de markt. De resterende 85 tot 90 procent doet het gewoon slechter. U kunt dus de gok nemen en gaan zoeken naar die vermogensbeheerder die het beter doet dan de markt. De vraag is echter of u die ooit zult vinden. Daarom is het veel beter om te kiezen voor een portefeuille bestaande uit indextrackers en beleggingsfondsen die het op de lange termijn goed hebben gedaan. Indextrackers zijn beleggingsfondsen die beleggen conform de beursindex en dat doen tegen veel lagere kosten dan gewone fondsen. Gevolg is dat u relatief veel dividendrendement krijgt en bovendien de koersontwikkeling van de index op de voet volgt. Vul dit aan met beleggingsfondsen die gedurende een periode van vijf of tien jaar hebben bewezen een goed rendement te bieden bij een acceptabel risico. Heeft u een vermogensbeheerder, stel hem of haar dan gerust eens op de proef door hem deze alternatieve aanpak voor te leggen. Vastgoedmiljonairs Vastgoedfondsen hebben een grote aantrekkingskracht. Menigeen vraagt zich af waarom ongeveer de helft van de Quote 500 lijst van rijkste Nederlanders bestaat uit vastgoedbeleggers. Daarvoor moet u eerst begrijpen wat de charme is van het beleggen in stenen. Stel, u koopt een verhuurd pand voor in totaal 600.000 euro. Van dat aankoopbedrag betaalt u uit eigen middelen 200.000 euro. De resterende 400.000 euro leent u van de bank tegen zes procent rente. Het eerste jaar levert het pand u aan huur 50.000 euro op. Met dat huurinkomen kunt u de hypotheekrente betalen van 24.000 euro. Bovendien heeft u de nodige kosten van verzekeringen, onroerend zaak belasting, vermogen-rendementsheffing en onderhoud. Die kostenpost begroten we op in totaal 10.000 euro. Aan het einde van het jaar heeft u dus 16.000 euro in kas die de bank van u wil hebben als aflossing op de hypotheek. Per saldo houdt u dat eerste jaar dus niets over. Het tweede jaar wordt het al iets beter, omdat de huur op basis van de inflatiecorrectie zal stijgen met bijvoorbeeld 2,5 procent. U krijgt dus 1.250 euro extra aan huurinkomen. Bovendien betaalt u iets minder hypotheekrente vanwege de aflossing in het eerste jaar. De rentelasten dalen daardoor met 960 euro. Per saldo heeft u aan het einde van het tweede jaar dus 2.210 euro over. Het effect van de inflatiecorrectie en de lagere rentelasten zal in de latere jaren zorgen voor een steeds hoger rendement dat u daadwerkelijk in handen krijgt. Daarnaast zal het pand langzaam maar zeker in waarde stijgen. In combinatie met de gestage aflossing op de hypotheek zit er dus steeds meer overwaarde in het pand. Die overwaarde maakt het mogelijk om een tweede pand aan te kopen met een volledige financiering waarna het hele spel nogmaals begint. Wie deze aanpak op de lange termijn doorrekent en geen grote tegenslagen heeft, kan op deze wijze een enorm vastgoedbezit opbouwen. Tegenslagen zijn echter weldegelijk mogelijk, in de vorm van leegstand of plotselinge rentestijgingen. De laatste tien jaar zijn beide problemen echter binnen de perken gebleven. Heeft u geen zin om zelf panden aan te kopen, kijk dan eens naar de mogelijkheden van vastgoed CV’s en beursgenoteerde beleggingsfondsen in vastgoed. Maak wel een kritische analyse van deze beleggingen. Rest de vraag of het wel leuk is om miljonair te zijn. Uiteindelijk gaat het er immers om dat mensen een gelukkig leven kunnen leiden. Talrijk zijn de voorbeelden waarbij geldkwesties juist ongelukkig maakten. Ook de invloed van uw geld op de kinderen en hun partners is een zaak om terdege rekening mee te houden. Een belangrijke les is om uw kinderen al vroeg te leren wat de waarde van geld is. De meeste miljonairs staan daar onvoldoende bij stil, simpelweg omdat ze nooit het doel voor ogen hadden om miljonair te worden. Het overkomt ze gewoon omdat ze iets doen wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Die combinatie stelt sommigen in staat veel geld te verdienen en daaruit een vermogen op te bouwen. En succesvol beleggen? Dat doet u door uw beleggingsportefeuille af te stemmen op uw financiële behoeftes en niet door het volgen van een beleggingsvisie. Kapé Breukelaar is partner van Capital Consult & Coaching, een financieel adviesbureau in Amsterdam. Hij is als docent financiële planning verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Mr. Herman Bouter is ook partner van Capital Consult & Coaching. Hij is gespecialiseerd in financiële planning voor miljonairs en vermogende ondernemers. Daarnaast geeft hij trainingen aan professionele financieel adviseurs. Samen met Breukelaar schreef hij in 2004 ‘Miljonair worden en blijven’, ISBN 9045303752.