Herziene Richtlijn 620 Coöperaties: Het eigen vermogen
In het algemeen is het beslissende kenmerk ter onderscheiding van een financiële verplichting en eigen vermogen het al dan niet bestaan van een verplichting tot terugbetaling. Als een dergelijke verplichting bestaat, is sprake van een financiële verplichting.
Indien geen sprake is van een dergelijke verplichting, is sprake van eigen vermogen. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor zogenaamde ‘puttable’ eigenvermogensinstrumenten. Deze instrumenten bevatten een contractuele verplichting voor de onderneming om het instrument terug te kopen, indien dat wordt aangeboden.
Dergelijke instrumenten worden in de praktijk vaak uitgegeven door coöperaties in de vorm van ledenkapitaal. Zo kan bijvoorbeeld een lid van een coöperatie bij uittreding zijn ledenparticipatie aanbieden aan de coöperatie en krijgt hij in ruil daarvoor het ingelegde bedrag terug.
Volgens de hierboven genoemde definitie is dan sprake van vreemd vermogen. Voor coöperaties en zou dat veelal betekenen dat ze in het geheel geen eigen vermogen hebben en daarmee ook per definitie een resultaat van nihil rapporteren (alle vergoedingen zijn dan immers resultaatbepalend).
Omdat een dergelijke presentatie afbreuk doet aan de informatiewaarde van de jaarrekening, is voor ‘puttable’ instrumenten een uitzondering op de hoofdregel ingevoerd. ‘Puttable’ instrumenten mogen alleen als eigen vermogen worden gepresenteerd indien ze bepaalde kenmerken bevatten.
De belangrijkste daarvan is dat het instrument is achtergesteld ten opzichte van alle andere instrumenten en dat de houders daarmee uiteindelijk de grootste risicodragers in de onderneming zijn.
Bron: Tijdschrift Financieel Management, Jaarverslag
Onder redactie van Martin Hoogendoorn en Gerard van Santen, partners bij Ernst & Young Accountants LLP