Gebrek aan innovatie in Nederland
Nederland geeft ten opzichte van veel andere ambitieuze landen weinig uit aan R&D. Circa 1,8 procent van het bbp, tegenover Zweden of de UK met 3,4 en 3,6 procent. Een land als China gaf in 2004 al 1,2 procent uit aan R&D, maar omdat de R&D-uitgaven nog veel sneller groeien dan de economie, zit China in 2010 naar verwachting al boven de 1,8 procent. Kortom, China is nu al meer kenniseconomie dan Nederland.
Nederland heeft geen goed politiek klimaat voor technologie. We hebben fantastische technologische bedrijven, maar die staan volledig buiten de politieke belangstelling. En zoals het laatste geval met Organon weer eens aantoont, vindt het Ministerie van Economische Zaken dit een zaak van de industrie zelf en wenst het zich er niet serieus mee bezig te houden. Er is simpelweg in Nederland geen samenhangend technologiebeleid, dus ook niet op farmaceutisch gebied. Als zich zo’n incident voordoet, staat het ministerie dan ook met lege handen. Het moet natuurlijk niet gaan om het openhouden van een bedrijf vanwege werkgelegenheid op de korte termijn(de oude industriepolitiek). Het moet gaan om stimulerend beleid om innovatie in Nederland een structurele plaats te geven. Het is wereldwijd duidelijk dat wie in zijn eigen toekomst gelooft, investeert in R&D. Daarbij is een ragfijn stimulerend samenspel nodig tussen overheid, bedrijfsleven en opleidingsinstituten. Veel landen hebben zo’n beleid, maar zoiets bestaat in Nederland niet. Dat Nederland een kenniseconomie is of moet worden, is dan ook pure politieke bellenblazerij.
Het drama begint in de politiek. Geen enkele politieke partij heeft serieuze belangstelling voor (informatie)technologie of R&D. In de partijprogramma’s is hierover vrijwel niets van enige visie te vinden. Politieke partijen hebben het altijd erg druk met sociale problemen, hypotheken en dergelijke, maar nooit met nieuwe technologie. Men roept wel vrijblijvend ‘kenniseconomie’, maar doordat de meeste politici geen affiniteit hebben met bètavakken, komt er niets van de grond. Het Innovatieplatform, waar Balkenende nooit wezenlijk interesse in toonde, heeft geen deuk in het pakje boter van de atechnologische politici kunnen slaan. Deze negatieve houding heeft een enorme invloed op alle overheidsgeledingen en het gevolg hiervan op technologie ontwikkeling in Nederland is desastreus.
– Op scholen wordt kinderen en met name meisjes veelal ontraden techniek of iets dergelijks te studeren. Leraren vinden technologie zelf maar moeilijk en bovendien kun je meer verdienen als jurist, manager of financiële man/vrouw. Überhaupt werkt de Nederlandse zesjescultuur niet mee om je best te doen voor een moeilijk vak, hoe interessant dat ook moge zijn. Enkele dwazen worden desondanks ingenieur, verdwijnen in een multinational en komen buiten het zicht van politiek Nederland. Een initiatief als Platform Bètatechniek brengt wel tijdelijk enige verbetering, maar het is zeer de vraag of dit effect blijvend is in dit atechnologische klimaat.
– In de beloningsstructuren in organisaties, zowel bij de overheid als in de private sector, worden technische functies naar verhouding slecht betaald. Techniek heeft gewoon weinig aanzien in de managementcultuur in Nederland. Je moet dan wel heel erg idealistisch zijn om een vaak risicovolle of moeilijke technische functie te verkiezen
– In veel landen stomen nieuwe technologiebedrijven op in lokale beurzen. In Nederland komt er niets bij (behalve TomTom), maar verdwijnen er vele (Fokker, Océ, Corus, energiebedrijven). Geen politicus toont enige interesse of zorg.
– In Nederland zien velen technologie als iets wat er is en uit de muur komt. Iedereen is dol op gadgets en internet. Weinigen hebben echter interesse of worden gestimuleerd om zich af te vragen hoe die nieuwe technologie tot stand komt, laat staan dat jongeren overwegen techniek te gaan studeren.
– In de media wordt bitter weinig aandacht aan technologie besteed, behalve als het misgaat, zoals bij de BP-ramp. Nederlandse media blinken uit in zang, dans en spel, zodat iedere jongere door Hilversum wordt gestimuleerd om zelf ook maar een ‘ster’ te worden, want dan word je gauw beroemd en rijk.
Samenvattend kunnen we zeggen dat het beeld somber is. Er is veel meer nodig dan een Innovatieplatform om van Nederland een kenniseconomie te maken. Vooralsnog is er geen krachtenveld, geen brede interesse voor een ombuiging ten goede en moeten bedrijven die wel aan nieuwe technologie doen, maar niet rekenen op een gunstig politiek of maatschappelijk klimaat.
Peter Hagedoorn is partner bij 3Align