Fiscalist ziet lek in regeling werkelijk rendement box 3

Beleggers in woningen kunnen de komende jaren eenvoudig belasting ontwijken. De tijdelijke vermogensheffing in box 3 maakt dat mogelijk. Hiervoor waarschuwt het FD.  Het fiscale lek zou zitten in de tijdelijke vermogensheffing in box 3, zo claimt de fiscalist Eric van Uunen van belastingadvieskantoor Marree & Van Uunen in Weekblad Fiscaal Recht.

De fiscale ontsnappingsroute ligt volgens Van Uunen in de mogelijkheid om bij de Belastingdienst om een tegenbewijsregeling te kiezen om aannemelijk te maken dat het werkelijk rendement lager ligt dan het fictieve rendement dat de Belastingdienst vaststelt. Als belastingplichtigen denken dat het fictief rendement klopt, dan kunnen ze ook daarvoor kiezen.

Volgens Van Uunen gaat de belastingheffing uit van het kasstelsel. Dat wil zeggen dat belasting plaatsvindt op het jaar waarop de inkomsten binnenkomen, in plaats van het jaar waarop de inkomsten zijn gegenereerd.

Woningbeleggers kunnen huurinkomsten over een reeks jaren boekhoudkundig in één jaar later vallen, en dan de forfaitaire heffing betalen, zo schrijft het FD. In een jaar waarop veel opbrengsten uit de woningen binnenkomen, maken beleggers gebruik van de mogelijkheid om voor fictief rendement te kiezen. Wanneer ze boekhoudkundig weinig opbrengst uit woningen hebben, vragen ze om een tegenbewijsregeling, waardoor ze minder hoeven te betalen dan het vastgesteld fictief rendement.

Door deze constructie hoeven ze veel minder belasting af te dragen via box 3 dan waartoe ze fiscaal verplicht zijn. Volgens Van Uunen kan dit de schatkist jaarlijks honderden miljoenen euro’s kunnen kosten.

Het FD stelt dat de trucs om belasting te ontlopen niet ingewikkeld zijn. De uitvoering ervan kost weinig. “Bovendien is het voordeel voor vermogenden groter dan alleen de ontweken belasting in box 3. In de jaren waarin zij een laag box 3-inkomen hebben, profiteren zij door een lager verzamelinkomen mogelijk ook van hogere heffingskortingen in de inkomstenbelasting en andere inkomensafhankelijke regelingen.”