Export maakt het verschil in Noord-Holland
Noordkop en Regio Alkmaar hebben last van bezuinigingen en zorgomslag
Door de overheidsbezuinigingen moet de groei in de Kop van Noord-Holland anders dan in het verleden volledig van de private sector komen. Dit is de reden dat de economie hier – met uitzondering van West-Friesland- dit jaar nog licht terugloopt. In de regio Alkmaar houden de consument en de zorgsector het herstel nog tegen. De centrale regio Alkmaar heeft als retailgebied nog last van een terughoudende consument en verschuiving van aankopen naar internet. Daarnaast heeft de locaal sterk vertegenwoordigde zorgsector voor het eerst sinds lange tijd te maken met krimp.
Zaanstreek en IJmond zetten een stap vooruit
De industriële en meer exportgerichte regio’s Zaanstreek en IJmond vertonen dit jaar een ander beeld. Waar de regio IJmond de economie sinds de intrede van de crisis met maar liefst 10% zag krimpen, wordt de weg omhoog hier nu ingeslagen, al is het bescheiden. Ook de Zaanstreek kan met een sterke voedingsmiddelenindustrie en de nabijheid Amsterdam weer lichte groei tegemoet zien.
Topsectoren geven richting, verbinding tussen oude en nieuwe economie kansrijk
Met vijf aangewezen topclusters beschikt Noord-Holland-Noord over een duidelijk economisch profiel voor de toekomst. Daarbij biedt juist ook de koppeling tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ economie nieuwe groeimogelijkheden. Een voorbeeld hiervan is de vestiging van een groot dataopslagcenter in het Noord-Hollandse greenportgebied. Ook wat betreft nieuwe kansen die ontstaan door internet is de overzichtelijke reisafstand tot de randstad een voordeel.
Op korte termijn maakt de exportgerichtheid echter het verschil als het gaat om groei. Michel van Nieuwland, directeur Grootbedrijf Noord-Holland: ‘Waar Noord-Holland uit regio’s met verschillende kansen en uitdagingen bestaat, is de ondernemersmentaliteit de bindende factor. Juist succesvolle ‘kleine multinationals’ met een sterke exportfocus kunnen in het huidige economische klimaat de meeste groei realiseren’.
Bron: ING Economisch Bureau