Een nare boodschap

Elke CFO krijgt wel eens met een winstwaarschuwing te maken. Een beladen boodschap die niemand vrolijk stemt. Hoewel moment, omvang en frequentie belangrijk zijn, is de pil maar moeilijk te vergulden. De meeste CFO's geven daarom maar geen prognoses af, zodat ze ook niet het risico van een winstwaarschuwing lopen. Maar verstandig is dat niet

Alarm in Amerika. Begin dit jaar gaf General Motors een winstwaarschuwing. Het eerste kwartaal zou een pittig verlies te zien geven, waarschuwde de autofabrikant. En inderdaad: van de verwachtte 4 à 5 dollar winst per aandeel schroefde CFO John Devine de winstverwachting terug naar 1 à 2 dollar per aandeel. De rest van het jaar zou niet veel vrolijker worden. Een paar maanden later volgde concurrent Ford met een winstwaarschuwing. De winst per aandeel zou ongeveer 50 dollarcent lager uitkomen: niet 1,75 tot 1,95, maar 1,25 tot 1,50. Winstwaarschuwingen van deze omvang zijn regelrechte nachtmerries voor CFO’s. Men heeft iets beloofd dat niet wordt waargemaakt. Een winstwaarschuwing is de mededeling van een beursfonds dat de eerder afgegeven winstprognose wordt bijgesteld. De beursregels schrijven voor dat een bedrijf dat onverwijld moet doen, zodra het merkt dat de resultaten niet conform de gegeven prognoses zijn. Dat hoeft niet altijd een neerwaartse bijstelling te zijn. Volgens onderzoek van Ernst & Young was er vorig jaar bij 21 van de 44 bijstellingen sprake van een positieve bijstelling. Officieel is het dan nog steeds een winstwaarschuwing, maar die wordt niet als zodanig herkend. In de praktijk betekent een winstwaarschuwing ook precies wat de term uitdrukt: een waarschuwing dat de verwachte winst zal uitblijven. Geen CFO die graag met zo’n boodschap komt. Toch zijn er in de eerste helft van dit jaar al weer zes winstwaarschuwingen afgegeven, allemaal door lokale fondsen. De CFO’s van Airspray, Blue Fox, Draka, Frans Maas en VHS moesten met de billen bloot. De meesten willen er niet over praten. “We kijken liever vooruit”, laat Frans Maas weten. Die terughoudendheid is verklaarbaar. “Een winstwaarschuwing is een zeer vervelende aangelegenheid voor elke CFO”, weet Reinier Westeneng, hoofd research van SNS Securities. “De onderneming kan er nog jarenlang door achtervolgd worden. Beleggers hebben een olifantengeheugen voor winstwaarschuwingen.” Toch is de winstwaarschuwing iets waar elke CFO rekening mee heeft te houden. Van de 25 AEX-fondsen zijn er slechts 3 die na 2000 geen winstwaarschuwing hebben gegeven: Nedlloyd, Shell en TPG, zo blijkt uit onderzoek van Ernst & Young. De meeste CFO’s die een winstwaarschuwing geven, bevinden zich dan ook in goed gezelschap. Sinds begin 2001 zijn er 211 winstwaarschuwingen uitgebracht. “Uiteraard beleef je geen plezier aan het geven van een winstwaarschuwing”, zegt Frans Eelkman Rooda, CFO van OPG, distributeur en retailer van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Dit bedrijf kwam vorig jaar met een winstwaarschuwing door problemen bij de herstructurering van het Nederlandse groothandelsbedrijf. “De toon was feitelijk en niet tendentieus, maar toch bleek uit de berichtgeving in de media dat beleggers en analisten teleurgesteld waren. Wij hadden er in zoverre een goed gevoel bij, dat we tijdig eerlijke informatie hadden verstrekt. De tegenvaller was onvermijdelijk. Dan moet je er niet op aangesproken kunnen worden dat je de buitenwereld in het ongewisse hebt gelaten.”

KANTOOR BEHANGEN Winstwaarschuwingen zijn er in diverse soorten en maten en vooral frequenties. Er zijn CFO’s die slechts een enkele keer een winstwaarschuwing geven en daar ook nog een heel goede verklaring voor hebben. “In ons geval betrof het een order waarvan we goede redenen hadden om te denken dat die nog voor het eind van het jaar getekend zou worden”, zegt CFO John van Asperen van Hitt, een beursfonds dat zich toelegt op begeleidingssystemen voor scheepvaart en luchtvaart. Eind vorig jaar gaf het bedrijf een winstwaarschuwing. “Die order is wel gekomen, maar pas in februari dit jaar,” verduidelijkt Van Asperen. “Als je een getekende order in handen hebt, mag je de omzet en marge meenemen in datzelfde jaar. Maar nu de order is uitgesteld naar dit jaar, mogen we de omzet en winst niet nemen in 2004. Daar waren we in onze prognoses wel van uitgegaan. Nu nemen we de winst in 2005.” Zo’n winstwaarschuwing valt in de categorie incidenten. Maar het gebeurt ook dat winstwaarschuwingen meer regel zijn dan uitzondering. Sommige CFO’s kunnen bij wijze van spreken hun kantoor behangen met de winstwaarschuwingen die ze hebben uitgebracht. Wolters Kluwer gaf in 2003 drie winstwaarschuwingen op rij. Getronics en Nutreco hebben bijna een abonnement op winstwaarschuwingen: sinds 2001 minstens één per jaar. En Floris Waller, CFO van Buhrmann, gaf in drie jaar maar liefst zes winstwaarschuwingen. Daar wil hij liever niet aan herinnerd worden. Een woordvoerder doet verwoede pogingen om de verantwoordelijkheid voor al die winstwaarschuwingen bij Waller weg te halen. “De heer Waller is weliswaar de CFO van Buhrmann en bepaalt mede de communicatie”, zegt woordvoerder Carl Hoyen, “maar het is de onderneming die communiceert. Buhrmann als organisatie maakt de prognoses. Het portretteren van de heer Waller als degene die dat doet, strookt niet met de werkelijkheid.”

WEINIG SPEELRUIMTE Hoewel een winstwaarschuwing een formele handeling is die door de beursregels is opgelegd, kunnen CFO’s er op verschillende manieren mee omgaan. Niet te vroeg waarschuwen, zo lijkt een vuistregel. Eerst wachten tot alles echt duidelijk is. De drie winstwaarschuwingen die in het eerste kwartaal van dit jaar kwamen, hadden betrekking op 2004. De vraag is of dat niet wat eerder had gemoeten. Naar de letter van de beursregels mogen CFO’s niet treuzelen met hun waarschuwingen. “Maar dat is het officiële verhaal”, zegt Geert-Jan van Logtestijn van Ernst & Young. “De vraag is wanneer je precies weet of je de prognose wel of niet gaat halen. Stel dat je een maand achterloopt op je budget, moet je dan een winstwaarschuwing afgeven? Het antwoord is sterk afhankelijk van de business. In de ene bedrijfstak kun je beter vooruitkijken dan in de andere. In bijvoorbeeld de projectenbusiness weet je dat je nu een opdracht moet binnenhalen om daar nog dit jaar profijt van te hebben. Maar er zijn ook bedrijfstakken waar de resultaten op kortere termijn doorwerken. Dan ga je nog geen winstwaarschuwing afgeven als het even tegenzit.” Een ander vraagstuk is hoe een winstwaarschuwing bekend moet worden gemaakt. Een persbericht is zo goed als verplicht, omdat iedereen buiten het bedrijf tegelijkertijd op de hoogte gesteld moet worden. Een analistenbijeenkomst of een persconferentie in aansluiting daarop is minder gebruikelijk. CFO’s mogen weliswaar toelichten, maar geen nieuwe informatie meer geven. De beursregels verplichten hen om alle informatie onmiddellijk openbaar te maken voor iedereen. Een toelichting op de winstwaarschuwing is daarentegen weer wel nodig. De meeste CFO’s doen dat tegelijk met de winstwaarschuwing. Wie niks uitlegt, loopt het risico van speculatie door analisten en media. “Wij hebben het bij een persbericht gelaten”, zegt Eelkman Rooda van OPG. “Hoe je de winstwaarschuwing communiceert, hangt af van de complexiteit en misschien ook van de omvang. Een persbericht is er altijd. Soms komen er nog conferencecalls met analisten. Uiteraard zijn wij vorig jaar ook gebeld door analisten en journalisten. Daar hebben we de ruimte voor geboden, maar we konden niets meer zeggen dan we in het persbericht al hadden gezegd. Je moet de markt zo goed mogelijk en gelijktijdig informeren. De spelregels zijn zo onderhand strak neergelegd. Zo veel speelruimte is er niet. Het is dan ook belangrijk dat je voor jezelf een helder beeld hebt van de informatie die je hebt gegeven.”

TEKST EN UITLEG Dan de verklaring. Hoe moet je als CFO uitleggen dat je een belofte breekt? De meeste CFO’s proberen duidelijk te maken dat het bedrijf er eigenlijk niets aan kan doen. Inderdaad kunnen onverwachte marktomstandigheden bedrijven lelijk opbreken. In de meeste gevallen, zo blijkt uit het onderzoek van Ernst & Young, worden winstwaarschuwingen dan ook hieraan toegedicht. Sinds begin 2001 is dit excuus na winstwaarschuwingen 169 keer van stal gehaald. Maar ontwikkelingen in de markt zijn niet altijd afdoende verklaringen. Soms heeft de leiding zitten slapen. Uiteraard is er geen CFO die dat zal beamen. “Je kunt op zich begrip opbrengen voor moeilijke marktomstandigheden als verklaring voor een winstwaarschuwing”, zegt Westeneng van SNS Securities. Zo lang maar helder is dat het bedrijf er echt niet op heeft kunnen inspelen. Westeneng opnieuw: “Het is gênant als een bedrijf een winstwaarschuwing geeft met als reden moeilijke marktomstandigheden, terwijl andere bedrijven in dezelfde branche hun winstverwachting handhaven. Niemand wil graag naar buiten brengen dat een winstwaarschuwing het gevolg is van interne zaken. Maar beleggers zijn natuurlijk niet gek. Die merken ook wel wat er in een bepaalde bedrijfstak gebeurt.” Vrijwel elk bedrijf geeft bij een winstwaarschuwing ook een remedie aan. Die is voorspelbaar. Kostenbeheersing, reorganisatie en personeelsinkrimping zijn de geëigende instrumenten om te laten weten dat er maatregelen genomen worden. Maar naarmate de jaren vorderen, raken deze instrumenten bot, zo blijkt uit het onderzoek van Ernst & Young. Het reduceren van het personeelsbestand is sinds de tweede helft van vorig jaar niet meer als oplossing aangevoerd. Kostenbeheersing wordt ook steeds minder genoemd. Alleen herstructurering blijft over als medicijn voor verbetering van de resultaten. Omdat de meeste maatregelen inmiddels zijn genomen, worden winstwaarschuwingen steeds lastiger verklaarbaar. Dat maakt het hachelijk om financiële verwachtingen uit te spreken. Soms is het beter om maar geen getallen te noemen, vinden veel CFO’s. Wie geen voorspellingen doet, hoeft ook niet zo gauw een winstwaarschuwing te geven, tenzij de markt zelf uitgesproken verwachtingen heeft. Vorig jaar waren er 63 bedrijven die hun kaarten voor zich hielden. Van de 97 bedrijven die zich wel aan een voorspelling waagden, waren er 57 die geen exacte cijfers noemden, maar prognosticeerden in algemene bewoordingen. Uiteindelijk waren er dus maar 30 van de 160 beursfondsen die een concrete winstverwachting uit durfden te spreken. Dit jaar zijn er 31 bedrijven die dat gedaan hebben. Een geringe toename weliswaar, maar toch blijft de animo klein. Menige CFO vraagt zich af waar een concrete winstverwachting eigenlijk goed voor is. Het kan een bron van onrust zijn. “Met winstverwachtingen creëer je schijnzekerheid”, meent Van Asperen van Hitt. “Tot vorig jaar was het ook bij ons gebruikelijk om prognoses te geven. Maar het zicht op de toekomst wordt steeds minder. Dat betekent niet dat alles negatiever wordt, maar wel dat je minder kunt voorspellen. Er zal dan ook een tijd komen dat analisten niet meer blind varen op de cijfers. Wij geven daarom voortaan aan hoe onze markt zich ontwikkelt en hoe wij daarin onze plaats veroveren. Dat doen we op een transparante en integere manier. Beleggers kunnen dan zelf conclusies trekken.” Ook Eelkman Rooda van OPG houdt zich voorlopig verre van de winstverwachting. “Maar we hebben wel een doelstelling voor 2005 weergegeven. Die gaat over het Nederlandse groothandelsbedrijf. We hebben uitgesproken dat we denken dat dat in de loop van dit jaar break-even zal draaien. Het zegt iets over het herstel. Zoals altijd geldt hierbij dat we genoodzaakt zijn daar op enig moment op terug te komen, mochten we duidelijk merken dit streven niet te halen.” Hoe moet het nu verder met de communicatie van de verwachtingen? Ook al spreken bedrijven geen exacte winstverwachtingen uit, het zuigen van analisten wordt er niet minder om. CFO’s zullen de financiële markten daarom zo uitgebreid mogelijk moeten informeren over bedrijfsvoering, financieringen en strategie. Die zullen als het aan analisten ligt minstens zo duidelijk moeten zijn als een concrete financiële prognose. Het uitblijven daarvan kan de koersontwikkeling negatief beïnvloeden. “Als je geen prognoses geeft, bestaat de kans dat de taxaties van de analisten heel erg uiteen gaan lopen”, zegt Westeneng. “Altijd is er dan een groep die ernaast zit. Wat de één een meevallende winst noemt, kan voor de ander juist tegenvallen. Toenemende onzekerheid over de winstontwikkeling kan leiden tot ongewenste koersschommelingen of zelfs een discount in de waardering ten opzichte van vergelijkbare bedrijven. Dat kan nadelig zijn voor bedrijven die een beroep moeten doen op de beurs. Bijvoorbeeld als gevolg van de financiering van een overname.”