Door IFRS: Nieuwe presentatie van prestaties
De IASB, verantwoordelijk voor de internationale verslaggevingsregels IFRS (International Financial Reporting Standards), stelt een geheel nieuw statement voor dat de huidige winst-en-verliesrekening en het mutatieoverzicht eigen vermogen vervangt door een performance statement.
Dit is een ‘comprehensive income statement’ waarin alle mutaties van het eigen vermogen terecht komen, die bestaat uit drie kolommen en waarbinnen onderscheid wordt gemaakt tussen inkomstenstromen en waardemutaties/schattingsverschillen en tussen ‘business income’ en ‘financing income’. Bekende kerncijfers als Ebit(d)(a), operationele winst, bedrijfsresultaat en dergelijke komen niet meer voor, hoewel ze uiteraard nog wel in de additionele informatie mogen worden opgenomen.
Waarom een nieuw statement ? In toenemende mate worden financiële verslagen opgesteld op basis van reële waarden, ongeacht of deze zijn gerealiseerd of niet. Ook worden subjectieve inschattingen van waarden belangrijker. De IASB is van mening dat er onvoldoende inzicht in de samenstelling van de resultaten bestaat en wil daarom één statement waarin alle waardemutaties terecht komen, maar dat daarbinnen wel een onderscheid wordt gemaakt tussen diverse categorieën.
Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
• het moet één statement zijn waarin alle mutaties van het eigen vermogen (behalve rechtstreekse transacties met aandeelhouders) worden opgenomen;
• het statement vervangt de huidige winst-en-verliesrekening en het mutatieoverzicht eigen vermogen;
• binnen het statement wordt onderscheid gemaakt tussen inkomstenstromen enerzijds en schattingsverschillen/wijzigingen in marktwaarde anderzijds;
• geen ‘recycling’ meer (situatie waarin een bate of last eerst rechtstreeks in het eigen vermogen wordt verwerkt en vervolgens nog eens door de winst-en-verliesrekening gaat, zoals op dit moment gebeurt bij bijvoorbeeld koersverschillen op buitenlandse deelnemingen);
• binnen het statement wordt onderscheid gemaakt tussen businessresultaten enerzijds en financiële resultaten anderzijds.
Tegelijkertijd bevat dit voorstel ook voorstellen tot wijziging van de wijze waarop over segmenten wordt gerapporteerd. Ook gaat het in op de wijze waarop de waardemutaties van financiële instrumenten worden verwerkt en de herwaardering van materiële vaste activa plaatsvindt, enzovoort.
De voorstellen worden op dit moment uitgewerkt. De verwachting is dat deze voorstellen in de loop van volgend jaar in een Exposure Draft worden gepubliceerd. Zij behoren niet tot de set van de standaarden die in 2005 verplicht zijn onder IFRS. Boxendenken doet zijn intrede in de resultatenrekening In bijgaande figuur is aangegeven hoe een dergelijk statement er uit zou kunnen gaan zien. Het wachten is nu op de Exposure Draft waarin de IASB zijn nader uitgewerkte ideeën publiceert. Dit wordt echter niet eerder dan volgend jaar verwacht.
Consequenties
Het zal duidelijk zijn dat naarmate meer activa en passiva op reële waarde worden gewaardeerd, de kolom waardemutaties grotere uitslagen gaat vertonen. Daardoor wordt ook het totaalresultaat zeer volatiel. Voorts blijkt dat traditionele kerncijfers (zoals netto-winst, Ebit(d)(a), operationele winst, enzovoort) niet of niet meer gemakkelijk kunnen worden ingepast en dat de definitie van financiële baten en lasten een geheel andere wordt.
Ook verdwijnen de posten die rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt, zoals koersverschillen op buitenlandse deelnemingen, waardemutaties van hedge instrumenten die worden aangehouden als cashflow hedge, herwaarderingen van materiële vaste activa en financiële vaste activa, enzovoort. Ook is de analyse van de bronnen van resultaat niet zo eenvoudig als in eerste instantie gedacht, omdat er geen tussentellingen zijn en verschillende typen waardemutaties als één post worden getoond, zoals mutaties in reële waarde en schattingswijzigingen.
Waarom is het Europese bedrijfsleven tegen dit nieuwe statement? Op het eerste gezicht lijkt dit statement een uitstekend middel voor analysten en beleggers om de kwaliteit van de resultaten van ondernemingen te analyseren. Echter, er kleven belangrijke nadelen aan. Op 13 juni 2003 stuurde UNICE, de Europese belangenorganisatie van het bedrijfsleven een brief aan de IASB waarin zij haar grote bezwaren uitte ten opzichte van de voorstellen van de IASB op het terrein van performance reporting. Als belangrijkste bezwaren worden genoemd:
• er is geen tussentelling voor netto-winst vóór waardemutaties;
• de voorgestelde subtotalen per kolom zijn onbegrijpelijk zonder nadere detaillering;
• financieringsresultaat en waardemutaties volgend uit verplichtingen is niet hetzelfde;
• mutaties als gevolg van schattingswijzigingen en mutaties als gevolg van wijzigingen in reële waarde zijn van een zodanig verschillende orde, dat het op één hoop gooien ervan niet leidt tot een juist beeld;
• naar de mening van UNICE moeten bepaalde mutaties nog steeds rechtstreeks in het eigen vermogen worden verantwoord en buiten de resultatenrekening blijven en moet er een aansluiting zijn tussen de resultatenrekening en de balans als het mutatieoverzicht eigen vermogen vervalt.
UNICE doet suggesties voor een andere presentatie die dichter aansluit bij de interne rapportage, de genoemde bezwaren niet heeft, wel uitgaat van recycling en onderscheid maakt tussen gerealiseerde baten en lasten en schattingswijzigingen enerzijds en wijzigingen in reële waarde anderzijds.
Waarom is UNICE zo tegen deze voorstellen? Bovenstaand worden de technische bezwaren genoemd, maar de onderliggende angst is dat het nieuwe statement onvoldoende zorgvuldig wordt gelezen en daardoor al snel tot misverstanden kan leiden. Uit de literatuur is bekend dat veel lezers van jaarrekeningen ‘bottom-line’ denkers zijn.
Zij kijken naar het netto-resultaat, vergelijken dat met vorig jaar, eventueel worden nog wat ratio’s bekeken, maar er wordt nauwelijks gekeken naar oorzaken, veranderingen in de wijze van opstelling van de cijfers en naar de kwaliteit van de verschillende bronnen van resultaat. Indien dit gedrag niet verandert, zullen velen geneigd zijn te kijken naar het ‘comprehensive income’, dat zeer volatiel zal zijn bij veel ondernemingen, met name in de financiële sector waar een wijziging van rentestand of beurskoers al snel tot belangrijke waardemutaties leidt bij toepassing van reële waarden.
Het was de bedoeling van de IASB om ‘bottom-line’ denkers te stimuleren tot nuancering door geen echte ‘bottom-line’ meer te tonen, maar als het ware diverse ‘boxen’ met verschillende soorten resultaat. Dat was ook duidelijk aan de eerste voorstellen, maar met name uit de juni 2003 vergadering van de IASB blijkt dat het toch een duidelijk ‘bottom-line’ cijfer krijgt en dat de verschillende onderdelen geen afzonderlijke tussentellingen krijgen die betekenisvol zijn. Daarmee lijkt een belangrijk voordeel van het statement te verdwijnen.
Wordt de soep zo heet gegeten?
Terecht wordt de IASB bekritiseerd voor het feit dat het zonder enige aanleiding of duidelijke noodzaak een zeer ingrijpende wijziging in de presentatie van de winst-en-verliesrekening voorstelt, die van toepassing wordt in 2006 of 2007. Dit is vlak nadat veel ondernemingen in Europa in 2005 IFRS zijn gaan toepassen en dus reeds forse wijzigingen in de jaarrekening hebben moeten doorvoeren.
Aan de andere kant beschouwt de IASB deze voorstellen als een belangrijke voorwaarde voor verdergaande voorstellen in de richting van reële waarden in de jaarrekening en het verder afschaffen van egalisatiemechanismen. Voorbeelden voor dergelijke lange termijn ideeën zijn het volledig op reële waarde bepalen van alle financiële activa, het afschaffen van de corridor bij het verwerken van pensioenverplichtingen en het vervangen van de equity methode door het op reële waarde bepalen van alle ‘associates’ (deelnemingen met invloed van betekenis).
Een zeer spoedige verplichte invulling van dit model is niet waarschijnlijk, maar de trend is gezet en het is voor de IASB een belangrijk element in de strategie naar reële waarden en de prestaties van alle waardemutaties in één statement.
Prof. Dr. Leo G. van der Tas RA is partner vaktechniek bij Ernst & Young Accountants, hoogleraar externe berichtgeving aan de Faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van het International Financial Reporting Interpretations Committee van de IASB