Deelnemingen met negatief eigen vermogen
Indien echter de deelnemende onderneming (deels) instaat voor de schulden van de deelneming of een feitelijke verplichting heeft de deelneming tot betaling van haar schulden in staat te stellen, dient een voorziening te worden opgenomen.
De voorziening dient te worden gewaardeerd tegen de beste schatting van het bedrag dat nodig is om aan de verplichting te voldoen. Deze beste schatting hoeft niet noodzakelijkerwijs gelijk te zijn aan het negatief eigen vermogen van de deelneming.
Als bijvoorbeeld het negatieve eigen vermogen 200 is, maar de reële waarde van de activa is 50 hoger dan de boekwaarde, dan kan de voorziening mogelijk beperkt blijven tot 150. Ook kan de onderneming zich slechts verbonden hebben tot het bijstorten van een bepaald bedrag in het eigen vermogen.
Overigens dient bij een deelneming met een negatief eigen vermogen rekening te worden gehouden met uitstaande vorderingen op de deelneming. Op langlopende vorderingen dient eerst te worden afgeboekt, voordat een voorziening aan de creditzijde wordt opgenomen.
Tevens kan een negatief eigen vermogen al aanwezig zijn bij de verwerving van een deelneming. In dat geval gelden ook de regels voor het al dan niet opnemen van een voorziening. Het bedrag van de goodwill wordt dan verhoogd met de voorziening voor de garantiestelling door de koper. Is geen sprake van een voorziening, dan is de goodwill gelijk aan de verkrijgingsprijs.
Dit alles kan leiden tot een verschil tussen goodwill, eigen vermogen en resultaat volgens de enkelvoudige en de geconsolideerde jaarrekening. In de geconsolideerde IFRS jaarrekening wordt een geassocieerde deelneming met een negatief eigen vermogen op dezelfde wijze verwerkt als onder de RJ.
Jaarverslag, Tijdschrift Financieel Management
Onder redactie van Martin Hoogendoorn en Gerard van Santen, partners bij Ernst & Young Accountants LLP