De mythe van de rechtvaardige prijs
In Het Financieele Dagblad van 5 september verwijt Frank Jan de Graaf (bestuursadviseur en lector aan een hogeschool) economisten dat zij lijden aan een ‘pijnlijk tekort aan historisch kader en besef’. De econoom past bescheidenheid, staat er in de kop van het artikel. Het is mij echter een raadsel waarom De Graaf zich exclusief tot economisten richt. Verwijt en oproep zijn op alle wetenschappers – inclusief historici –, bestuurders en politici van toepassing.
Natuurlijk overdrijft De Graaf lichtelijk als hij beweert dat het huidige onderwijs in de economie alleen is gebaseerd op de inzichten van degenen met een mathematische kijk op de wereld. Ook is het gevaarlijk te denken dat historisch besef zou leiden tot wijsheid en rust. In de middeleeuwen bestond er grote interesse voor het zogenaamde vraagstuk van de ‘rechtvaardige prijs’. Bij zorgvuldige bestudering van Thomas van Aquino blijkt dat hij de rechtvaardige prijs ziet als de ‘uitkomst van het samenkomen van de meningen van kopers en verkopers’.
Dat betekent in ieder geval dat de rechtvaardige prijs niet precies kan worden vastgesteld. Het is goed mogelijk dat er sprake is van een bandbreedte. Natuurlijk is dit niets anders dan de uitkomst van een in vrijheid gevoerd onderhandelingsproces. Voor mensen wier bezigheden bestaan uit het zich bezighouden met de bezigheden van anderen is vrijheid een schrikbeeld. Zij nemen ongevraagd de vrijheid om in te grijpen.
Veel mensen zijn daar uiteraard niet van gediend. Zo ontstaat er behoefte aan een mooi klinkend motief en verhullend taalgebruik. Scherpe definities zijn in dit opzicht gevaarlijk en dat veroorzaakt vage redeneringen over algemeen belang, solidariteit, transparantie, duurzaamheid, klimaat en maatschappelijke acceptatie. De crisis levert prachtige voorbeelden op. Dubieuze overheidsinterventies worden bejubeld door degenen die daarvan profiteren, en de socialisten kunnen hun jaloezieargument om een aparte schijf voor de inkomstenbelasting voor ‘veelverdieners’ in te voeren weer van stal halen en onder de naam ‘solidariteit’ in de markt zetten.
Aan de vraag of het wel verstandig is om inkomen te belasten wordt gemakshalve volledig voorbijgegaan. Het feit dat het begrip ‘veelverdiener’ niet op een goede manier te operationaliseren valt, lijkt voor de verdedigers van het idee van geen belang. Voor een politicus is de eigen bezigheid waarschijnlijk de maat aller dingen, en dan ligt wijzen op de zogeheten Balkenendenorm voor de hand. Het eenzijdig opleggen van normen mag de pret niet drukken, in die kringen wordt uitgegaan van de simpele gedachte dat een meerderheidsbesluit per definitie een rechtvaardig besluit oplevert.
Dwangmaatregelen verwarren met solidariteit getuigt van een specifieke levensopvatting. In het leven van alledag kunnen mensen op slechts drie manieren iets gedaan krijgen: liefde, handel en dwang. De laatste mogelijkheid leidt altijd tot inferieure resultaten, omdat uit gedwongen transacties geen waardecreatie kan voortkomen. Het falen van de socialistische samenlevingen dient als illustratie.
De twee eerste manieren zijn gebaseerd op onze ingeboren eigenschap om te streven naar de voor ons beste positie en situatie. Onwetenden vertalen dat met egoïsme en winstmaximalisatie, maar tonen daarmee tegelijk aan geen benul te hebben van de geschiedenis van het economisch denken. Ook de mens die vrijwillig alles weggeeft, komt in een voor hem betere positie en situatie. De markt voor caritas is net zo reëel als de markt voor financiële producten.
De tot de Oostenrijkse school behorende economist Friedrich A. Hayek heeft diverse malen benadrukt dat de uit vrije markten voortkomende prijzen niet alleen gezien moeten worden als het slotakkoord van een zojuist gesloten transactie, maar ook als opmaat voor verder handelen. Prijzen zijn signalen die het menselijk handelen beïnvloeden. Als het goed is stemmen prijzen tot ontevredenheid: voor de koper te hoog en voor de verkoper te laag.
Uit die onvrede ontstaan creativiteit en innovatie. Dat werkt echter alleen als die signalen niet zijn gecorrumpeerd door ingrepen van toekijkende regulateurs. Wat kan rechtvaardiger zijn dan een uitkomst waartoe partijen in alle vrijheid hebben besloten? In plaats van het heffen van additionele belastingen is het beter belastingen te verlagen. Dan kunnen de burgers in alle vrijheid beslissen op welke waardetoevoegende wijze zij de additioneel verkregen koopkracht zullen aanwenden.