Column: CFO verslikt zich in opkomende claimcultuur

De meeste CFO's bemoeien zich pas met een claim voor vermogensschade als er meer dan een half miljoen euro mee gemoeid is. Vaak zijn ze veel te laat en zijn de procedurele kosten al flink uit de hand gelopen.

Pieter Verboom, CFO van Schiphol, is er vast al druk mee bezig: geld apart leggen voor de Chipshol-claim. Schiphol is door de rechtbank in Haarlem veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de gebiedsontwikkelaar. De exacte hoogte daarvan moet nog door deskundigen worden bepaald, maar zal tientallen miljoenen bedragen. Chipshol wilde vlak bij de luchthaven een enorm logistiek bedrijvenpark ontwikkelen, maar zegt door de luchthaven jarenlang te zijn tegengewerkt en claimt een bedrag van 97,2 miljoen euro.

Vooral de omvang van de claim trekt in deze zaak de aandacht, en ook de al jaren slepende ruzie tussen beide bedrijven en de overheid. Maar uniek is een claim allerminst. CFO’s krijgen er wel vaker mee te maken, ook al zijn de eisen doorgaans niet van deze omvang. Hoeveel claims er op jaarbasis in totaal zijn is niet bekend. Dat komt doordat veel zaken in der minne worden geschikt en dus nooit in een statistisch overzicht terechtkomen. Wel is er iets af te leiden uit verzekeringsgegevens.

Mede op grond daarvan menen deskundigen dat claims op basis van onrechtmatige daad en wanprestatie jaarlijks miljarden euro’s beslaan, mogelijk zelfs tientallen miljarden. Deskundigen spreken ook van een groei in aantal en omvang van de claims, in de orde van grootte van 5 tot 10 procent op jaarbasis. Toenemende risico’s bij productie en transacties en meer scherpslijperij door advocaten dragen bij aan het groeiend aantal claims.

Claimcultuur
De meeste CFO’s weten niet goed te reageren op de oprukkende claimcultuur. Een claim is voor een individueel bedrijf nu eenmaal bepaald geen dagelijkse aangelegenheid. Komt er al een voor, dan buigt de juridische afdeling zich er doorgaans over. Alleen als het uit de hand dreigt te lopen, zoals bij Schiphol, Ahold of Dexia, klinkt een claim door tot in de bestuurskamers.

Toch is er iets te zeggen voor een grotere bemoeienis van de CFO met vermogensclaims. Vooral omdat er het nodige mee te verdienen valt, al gauw 5 tot 10 procent van het geclaimde bedrag. Dat komt neer op vijftigduizend euro tot een ton winst voor elke miljoen euro die wordt geclaimd. Landelijk gezien zou dat het bedrijfsleven mogelijk een miljard euro kunnen opleveren, uitgaande van een som van tien miljard die aan claims voor vermogensschade jaarlijks wordt uitgekeerd.

Als die rekensom zou worden doorgetrokken, zou Pieter Verboom vijf tot tien miljoen euro kunnen besparen op de Chipshol-claim. Maar eigenlijk is hij daarvoor al te laat, want de claim hangt al jaren in de lucht. De besparingen worden vooral gerealiseerd als er snel zicht is op de reële vermogensschade. Hoe eerder die duidelijk is, hoe sneller alle betrokkenen weten waar ze over praten en hoe minder energie er verloren gaat aan langlopende kwesties. De praktijk is echter dat de vaststelling van de schade het sluitstuk van allerlei procedures is. Zodra duidelijk is om welke bedragen het nu eigenlijk gaat en hoe die zijn opgebouwd, kunnen procedures veel gerichter worden gevoerd.

Winstderving
Het bepalen van vermogensschade is in Nederland een nog jonge tak van sport. Maar wel een die in de toekomst snel aan betekenis zal winnen, gezien de snelle opkomst van de claimcultuur. Ondanks de onkunde betreffende dit thema is vermogensschade doorgaans goed te bepalen. Vermogensschade ontstaat door winstderving die voortvloeit uit omzetverlies.

Bij het berekenen van vermogensschade geldt het principe van de Differenzhypothese, die bijna anderhalve eeuw geleden door Mommsen werd ontwikkeld. Het uitgangspunt daarvan is dat het verschil moet worden bepaald tussen de financiële situatie van de benadeelde zonder én met de schadeveroorzakende gebeurtenis. De moeilijkheid bestaat erin om vast te stellen welke factoren in welke mate invloed hebben gehad op de schade.

Dat blijft een schatting, omdat de normale situatie zich nu eenmaal niet heeft voorgedaan. Maar zelfs de wet vindt dat niet erg. In artikel 6:97 BW staat nadrukkelijk dat de rechter bij de vermogensschade mag schatten bij het toekennen van een claim. Er kan daarbij onder andere gebruik worden gemaakt van benchmarks, prognoses, marktgegevens en kosten van grondstoffen om de vermogensschade te bepalen.

Door uiteenlopende interpretaties kunnen de meningsverschillen over de hoogte van vermogensschade hoog oplopen. Zo zijn er gevallen waarin de eisende partij vermogensschade door wanprestatie op tien miljoen euro schat en de andere partij niet verder komt dan drie ton, terwijl beide berekeningen door gerenommeerde accountantskantoren zijn gemaakt. Wat bij claims vaak ook meespeelt zijn de emoties. Maar emotionele schade staat vaak niet in verhouding tot de werkelijke vermogensschade.

Helaas zijn schadedossiers niet populair bij CFO’s en andere bestuurders. Het is vaak lastig om binnen een bedrijf een probleemeigenaar van een schadedossier enthousiast te maken voor een snelle en goede afwikkeling. Vermogensschade heeft nu eenmaal een negatieve klank en daar wil niemand zijn vingers aan branden. Of men veronderstelt dat de eigen verzekering de vermogensschade wel dekt. Een misvatting, zo blijkt maar al te vaak.

Jan Joling is directeur van 4itrust, een bureau dat zich specialiseert in fraudeonderzoeken en schadeclaims, en hoogleraar schadeonderzoek aan Nyenrode Business Universiteit, waar hij verantwoordelijk is voor het Center for claims assessment

Gerelateerde artikelen