Buitenlandse bedrijven productiever dan Nederlandse
De gemiddelde arbeidsproductiviteit van soortgelijke grote, niet-financiële ondernemingen in Nederlandse handen is in de periode 2000–2005 met 15 procent toegenomen, van 74,3 duizend euro tot 85,4 duizend euro.
Een deel van de niveauverschillen in de arbeidsproductiviteit tussen buitenlandse ondernemingen en Nederlandse ondernemingen kan verklaard worden uit het feit dat buitenlandse ondernemingen relatief vaak actief zijn in bedrijfstakken waar de gemiddelde productie per werknemer hoger ligt. In 2005 was het aandeel buitenlandse ondernemingen in hoogproductieve bedrijfstakken 52 procent, in laagproductieve bedrijfstakken was dit 38 procent.
Maar ook binnen eenzelfde bedrijfstak zijn er verschillen in gemiddelde productie per werknemer tussen buitenlandse ondernemingen en Nederlandse ondernemingen. Het verschil is relatief groot in de detailhandel, horeca en reparatie. Ondernemingen in buitenlandse handen in deze bedrijfstak zijn bijvoorbeeld handelaren in auto’s en auto-onderdelen.
Aanpassingskosten
Deze verschillen in arbeidsproductiviteit tussen buitenlandse en Nederlandse ondernemingen kunnen worden verklaard door bijvoorbeeld de aanpassingskosten die buitenlandse ondernemingen moeten maken om zich aan te passen aan de Nederlandse taal, regelgeving, cultuur en markt.
Buitenlandse ondernemingen zullen alleen in Nederland investeren als zij die kosten kunnen compenseren met betere of goedkopere producten of productieprocessen, dat wil zeggen: door een hogere arbeidsproductiviteit, dan Nederlandse ondernemingen. Daarnaast bevinden hoofdkantoor en ondersteunende diensten zich vaak in het land van de eigenaar zodat overheadkosten de productiviteitscijfers van Nederlandse ondernemingen kunnen drukken.