Besparen op heffingsrente
Maar wat gebeurt er als de belastingdienst vervolgens treuzelt met het opleggen van de (voorlopige) aanslag? De heffingsrente kan beperkt worden door een duidelijk en volledig verzoek om een voorlopige aanslag in te dienen.
De periode waarover de heffingsrente wordt berekend, bedraagt dan maximaal drie maanden na ontvangst van het verzoek. De belastingdienst beschouwt het indienen van de aangifte zelf echter niet als een verzoek om een voorlopige aanslag op te leggen.
Daartoe zal dus nog een apart verzoek moeten worden gedaan. Op 25 september van dit jaar heeft de Hoge Raad beslist dat dit niet langer nodig is. In deze zaak had de belastingplichtige aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting, maar niet gevraagd om een voorlopige aanslag.
Vervolgens duurde het tien maanden voor de belastingdienst de aanslag inclusief heffingsrente oplegde. Tegen het bedrag aan heffingsrente maakte de belastingplichtige vervolgens bezwaar, en toen dat niet gegrond werd verklaard ging hij in beroep.
Toen ook het beroep werd afgewezen, ging hij in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad besliste vervolgens dat de belastingdienst binnen drie maanden na ontvangst van de aangifte een (voorlopige) aanslag moet vaststellen.
Haalt de belastingdienst deze termijn niet, dan mag deze toch niet meer heffingsrente in rekening brengen dan de belastingplichtige verschuldigd zou zijn als deze termijn wel zou zijn gehaald. De Hoge Raad verkortte de periode waarover de betrokken belastingplichtige heffingsrente verschuldigd was met zeven maanden.
Belastingplichtigen doen er goed aan de Belastingdienst zo snel mogelijk om een voorlopige aanslag te verzoeken. Nadat de aangifte is ingediend, moet de Belastingdienst binnen drie maanden een (voorlopige) aanslag opleggen. Gebeurt dit niet, dan is de belastingplichtige slechts heffingsrente verschuldigd over de periode tot drie maanden na het indienen van de aangifte.
Bron: Grant Thornton