Begrip behoud van identiteit verder opgerekt
De vraag die het EG-Hof diende te beantwoorden was of een overgedragen onderneming – of een onderdeel daarvan – haar identiteit behoudt als de overgenomen activa in een geheel nieuwe structuur bij de verkrijger worden geïntegreerd. Het EG-Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord.
FEITEN
In 2005 heeft Ferrotron de afdeling overgenomen waar directeur Klarenberg werkzaam was. Ferrotron heeft naast activa tevens een aantal werknemers overgenomen, maar niet Klarenberg. Klarenberg heeft vervolgens in een procedure bij de Duitse rechter geëist dat Ferrotron hem ook zou overnemen, omdat hij van mening was dat er sprake was van overgang van onderneming.
In eerste instantie werd zijn eis afgewezen, waarop hij in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep stelde Ferrotron dat van een overgang van onderneming in de zin van de richtlijn betreffende het behoud van rechten van werknemers bij overgang van ondernemingen geen sprake kon zijn.
In het kader van overgang van onderneming is een onderneming immers een economische eenheid die haar identiteit behoudt. Dit was volgens Ferrotron niet het geval. Ferrotron betoogde namelijk dat een economische eenheid alleen haar identiteit behoudt wanneer de organisatorische band die het geheel van personen en/of elementen bindt, wordt gehandhaafd.
Volgens Ferrotron bestond deze organisatorische eenheid niet langer omdat de verworven activa in een hele nieuwe structuur waren geïntegreerd. De belangrijkste vraag die de Duitse rechter diende te beantwoorden was of de overgedragen afdeling haar identiteit had behouden na de overgang.
De rechter twijfelde om de bewuste transactie te kwalificeren als een overgang van onderneming in de zin van de richtlijn, omdat de overgedragen afdeling haar organisatorische zelfstandigheid na de overgang had verloren. De rechter heeft de behandeling van de zaak geschorst en het EG-Hof de volgende vraag gesteld: Is er enkel sprake van een overgang van een onderdeel van een onderneming (in de zin van de richtlijn) als dat onderdeel door de verkrijger als organisatorisch zelfstandig onderdeel wordt voortgezet?
BESLISSING
Het EG-Hof overwoog in zijn beslissing dat voor toepasselijkheid van de richtlijn vereist is dat sprake is van een overgang van een economische eenheid die haar identiteit behoudt. Deze eis moet echter beperkt worden uitgelegd om te voorkomen dat de bescherming van de richtlijn (daadwerkelijke bescherming van werknemers bij een overgang) te veel wordt ingeperkt.
De stelling van Ferrotron dat de richtlijn niet van toepassing is wanneer een verkrijger besluit om een overgenomen onderdeel te ontbinden en in haar eigen structuur te integreren, kan dan ook niet worden aanvaard. Aanvaarding zou er immers toe leiden dat werknemers geen beroep kunnen doen op de door deze richtlijn geboden bescherming, enkel en alleen omdat de verkrijger besluit om het overgenomen onderdeel in haar eigen structuur te integreren.
Voor het behoud van de identiteit van de overgedragen eenheid is dus niet vereist dat de organisatorische zelfstandigheid behouden blijft. Wel dient volgens het EG-Hof de functionele band tussen de onderling samenhangende en elkaar aanvullende (productie)factoren die voor de overgang bestond ook na de overgang behouden te blijven.
De advocaat-generaal (AG) is hier in zijn conclusie nader op ingegaan. Anders dan Ferrotron stelde, verdwijnt deze band niet als gevolg van de integratie van de productiemiddelen in haar structuur, ook al wijkt die structuur wat omvang en/of organisatie betreft af van die van de vervreemder.
Vaststaat dat Ferrotron de activiteiten heeft voortgezet die voor de overgang door de vervreemder werden verricht, ook al zijn de overgenomen werknemers in de structuur van Ferrotron ingevoegd en voeren zij hun taken uit in een organisatorische context die aanzienlijk afwijkt van die bij vervreemder.
Met andere woorden, voor het behoud van de identiteit van de overgedragen eenheid is niet vereist dat de organisatorische zelfstandigheid behouden blijft, maar wel dat de band tussen de productiemiddelen, die de overgedragen activa tot een doelgerichte, functionele eenheid maakt, behouden blijft.
Gelet op de omstandigheden is het volgens de AG aannemelijk dat de band tussen de verschillende door Ferrotron verkregen onderdelen na de overgang niet is verdwenen, ondanks de integratie in haar organisatie. Het is nu aan de verwijzende Duitse rechter om in het kader van een feitelijk onderzoek vast te stellen of de identiteit van de economische eenheid inderdaad is behouden.
De Duitse rechter zal dienen te beoordelen of Klarenberg zich kan beroepen op de bescherming van de richtlijn en inderdaad werknemer van Ferrotron is geworden als gevolg van de overgang van ‘zijn’ afdeling.
CONCLUSIE
Volgens het Europese Hof van Justitie is de richtlijn betreffende het behoud van de rechten van werknemers bij overgang van ondernemingen van toepassing op elke overgang die voldoet aan de voorwaarden van deze richtlijn, ongeacht of het overgenomen onderdeel in de structuur van de verkrijger als eenheid blijft bestaan, zolang de functionele band tussen de overgenomen productiemiddelen die voor de overgang bestond maar behouden blijft.
Op basis van deze uitspraak kunnen werknemers een beroep doen op de bescherming van de richtlijn en kunnen zij hun rechten en plichten uit de arbeidsovereenkomst ook tegenover de nieuwe werkgever (verkrijger) inroepen in situaties waarbij de overgenomen onderneming – of een onderdeel daarvan – is geïntegreerd in de structuur van de verkrijger en niet als zelfstandige organisatorische eenheid is blijven bestaan.
Ondernemers zullen dus zeer alert moeten zijn bij overnames; ook als de overgenomen activa volledig worden geïntegreerd in de organisatie van de verkrijger en de organisatorische zelfstandigheid verloren gaat, kunnen werknemers die zijn achtergebleven bij de vervreemder een succesvol beroep doen op de bescherming van de richtlijn. Het gevolg hiervan is dan dat deze werknemers in dienst komen bij de verkrijger zonder dat die dat bij de overname voor ogen had.
Diederik Baas is advocaat stagiair bij Loyens & Loeff N.V. in Amsterdam. Hij schreef dit artikel onder toeziend oog van Edith Franssen, advocate bij Loyens & Loeff N.V. en universitair docente aan de Universiteit van Amsterdam.