Banken houden onnodig hun handje op

De buffers van de Nederlandse banken zijn ondanks de omvangrijke staatssteun nog steeds te laag. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) concludeert dit in een voorlopig verslag over de economische situatie in Nederland. Volgens het IMF zijn nieuwe kapitaalinjecties nodig. Martin van Loon, algemeen directeur Lindorff Netherlands, denkt dat banken het dichter bij huis moeten zoeken. Zij kunnen beter eerst naar hun slechte leningen kijken.

Het IMF snapt dat banken de kredietkraan dichtdraaien, aangezien ze een relatief laag eigen vermogen hebben. Het fonds geeft aan dat kapitaalinjecties nodig zijn om de buffers van banken aan te vullen, bij voorkeur een taak voor private partijen. Lindorff ziet een andere oplossing. Banken kunnen hun buffers aanvullen door hun slechte leningen (non performing loans) te verkopen. Vanwege de kredietcrisis is de regelgeving voor banken aangescherpt. Zij moeten een grotere financiële buffer hebben dan in voorgaande jaren.

Maar als gevolg van de crisis is het aantal non performing loans (NPL’s) hoger dan ooit, waardoor de financiële buffer nog groter moet zijn. Wanneer banken hun portefeuilles met slechte leningen verkopen, dan slaan ze twee vliegen in één klap. Het aantal NPL’s gaat omlaag, waardoor er minder druk is op de buffer van een bank. Daarnaast wordt er bij de verkoop van portefeuilles kapitaal verkregen, waardoor de buffer omhoog gaat.

Onderscheid leningen
Wat is een slechte lening? Dat is een lastige vraag om te beantwoorden. Duidelijk is dat een goede lening op tijd wordt betaald. Bij geïnfecteerde leningen hebben klanten een betalingsachterstand opgebouwd. Een slechte lening zou een wanbetaling kunnen zijn, dat is volgens de richtlijnen van Basel een vordering die negentig dagen of meer openstaat. Maar ook binnen wanbetalingen kunnen we onderscheid maken; van de tinten lichtgrijs tot zwart. Klanten kunnen een slechte lening uiteindelijk toch nog voldoen, bijvoorbeeld als ze een tijd financiële problemen hebben gehad en daar bovenop komen.

NPL’s zijn onmiskenbaar slechte leningen en drukken zwaar op de balansen van banken. Om tegenwicht aan de NPL’s te bieden zijn financiële instellingen verplicht voldoende geld opzij te zetten. Er staan echter nauwelijks opbrengsten tegenover. Als een bank teveel NPL’s op zijn balans heeft staan, dan heeft zij onvoldoende financiële ruimte om nieuwe leningen te kunnen afsluiten. Credit managementbedrijven hoeven een dergelijke financiële buffer niet te hebben en zijn door hun specialiteit, het behalen van goede incassoresultaten, juist geïnteresseerd in NPL’s. Door de portefeuilles te verkopen, neemt de financiële slagkracht van financiële instellingen toe.

Bezwaren banken
Banken lijken terughoudend ten opzichte van de verkoop van leningen, aangezien er niet veel publiciteit aan gegeven wordt. Toch gebeurt het wel. Met name door kleine banken die veelal in het bezit van buitenlandse banken zijn. Ze hangen het echter niet aan de grote klok. Daarnaast zijn banken soms terughoudend met de verkoop van portefeuilles met slechte leningen, omdat klanten vaak voor meer dan één product klant zijn. De schuldenaar blijft na verkoop klant voor andere producten en dat kan de communicatie bemoeilijken. De klant heeft naast zijn bank te maken met een credit managementbedrijf dat de lening heeft overgenomen.

Veelal zijn banken pas bereid de slechte leningen te verkopen als de klant geen enkel product meer afneemt. Het gevolg is dat een portefeuille met slechte leningen pas in een laat stadium wordt verkocht. De opbrengsten zijn dan aanzienlijk lager dan wanneer een portefeuille slechte leningen al in een vroeg stadium wordt overgedragen. De zorg van banken is begrijpelijk; vertrouwen is belangrijk bij bankieren. Toch zijn er voldoende partijen die de slechte leningen met zorg innen. Partijen die het maatschappelijk verantwoord innen van vorderingen als kernactiviteit hebben. Deze bedrijven investeren in systemen, vakkundige mensen en kennisvergaring, waardoor ze op een verantwoorde manier zo efficiënt en effectief mogelijk vorderingen kunnen innen.

Langere adem
Een ander bezwaar van banken is dat ze denken dat het zelf innen van de slechte leningen meer opbrengt dan wat de markt ervoor wil geven. Er kan inderdaad een verschil zitten tussen wat de opkopers voor de portefeuille geven en wat banken nog denken te kunnen innen. Echter, twee zaken moeten daarbij niet over het hoofd worden zien. Enerzijds dat verkoop tot een directe cashflow leidt, in tegenstelling tot een lang eigen inningstraject. Anderzijds dat vanwege de verkoop van leningen de buffer van een bank omlaag kan. Credit managementbedrijven hebben de techniek en de mensen om schuldenaren lang in het vizier te houden. Een klant kan een tijdlang niet betalen vanwege financiële problemen. Zodra deze situatie verandert – en hij weer financiële ruimte heeft – geven de geavanceerde systemen en databases dat aan. De vordering kan dan alsnog worden geïnd. Bij de Lindorff Group komt het voor dat vorderingen die al twintig jaar openstaan nog worden betaald. Banken hebben een minder lange adem.

Risico versus prijs
Een feit is dat over de prijs van een portefeuille met slechte leningen valt te onderhandelen. De prijs is afhankelijk van de risico’s die een bank en de kopende partij bereid zijn te nemen. Maar de opbrengsten van het verkopen van een portefeuille vorderingen mogen niet ten koste gaan van de reputatie van een bank. De commotie rond de behandeling van de aandelenlease van Dexia is daar het levende bewijs van. De bank verkocht een portefeuille leningen aan een incassobureau dat agressief te werk ging. Daarnaast zijn Europese banken huiverig zijn voor Amerikaanse taferelen, waarbij bijvoorbeeld creditcardportefeuilles soms in korte tijd meerdere malen worden doorverkocht.

Banken hebben uiteindelijk geen idee wie de vorderingen namens hen int en of die partij dat wel met aandacht voor reputatiebehoud doet. Maar of Nederland nu behoudend is of niet, het maakt deel uit van de wereldeconomie. In het buitenland is de verkoop van portefeuilles met slechte leningen de normaalste zaak ter wereld. Daarnaast zijn er steeds meer dochters van buitenlandse banken in Nederland die dit doen. Nederland kan en zal niet achterblijven. Daarmee zouden banken hun eigen concurrentiepositie ondermijnen. Wel kunnen ze invloed op de risico’s uitoefenen door leningen enkel aan partijen te verkopen die maatschappelijk verantwoord innen.

Zelfstandigheid banken
Een Scandinavisch voorbeeld toont aan dat de verkoop van portefeuilles met slechte leningen banken uit de brand kan helpen. De landen in deze regio kregen begin jaren negentig ook een bankencrisis te verwerken, weliswaar een minder ernstige dan de huidige. Zweden en Noorwegen gingen voor een verschillende aanpak en kwamen beide de crisis te boven. Zweden koos voor een mix van overheidssteun in ruil voor aandelen, in combinatie met de verkoop van slechte leningen. Noorwegen besteedde het creditmanagement uit en verkocht afdelingen. De achterliggende gedachte was dat wanneer de crisis voorbij zou zijn het management van de banken zich op verkoop en productinnovatie kon toeleggen. De financiële instellingen in de landen houden tot op de dag van vandaag nog vast aan deze werkwijze.

Kleine Nederlandse banken – vaak onderdeel van buitenlandse banken – kiezen met de huidige crisis voor de Zweedse aanpak. De Nederlandse grootbanken kiezen echter voor een alternatief, ze vragen de Nederlandse overheid om steun. Dat is begrijpelijk, de overheid heeft eerder al kapitaalinjecties gegeven. De staatsbank ABN Amro/Fortis is daar het ultieme voorbeeld van. Maar er zijn ook banken die er bewust voor kiezen hun eigen boontjes te doppen, zodat zij geen verantwoording aan de overheid hoeven af te leggen. Zij vullen hun buffers aan door slechte leningen te verkopen en kunnen hierdoor zelfstandig blijven opereren.

Martin van Loon is algemeen directeur van Lindorff Netherlands. Eerder werkte hij bij ABN Amro, waar hij onder andere verantwoordelijk was voor riskmanagement, kredietvoorzieningen en debiteurenbeheer.
 

Gerelateerde artikelen