Aandelenwaardering
De aandelen in de BV zijn niet vrij overdraagbaar. Bij voorgenomen overdracht aan derden moeten de aandelen aan aandeelhouders worden aangeboden of moeten zij de overdracht goedkeuren en bij weigering iemand aanwijzen die bereid en in staat is de aandelen te kopen.
Een aandeelhouder ziet zich, overigens ook in andere situaties zoals bij verlies van kwaliteit of bij uitstoting of gedwongen uittreding, regelmatig genoodzaakt tot overdracht van aandelen aan een ander dan zijn gedroomde partij. De reflecterend mede-aandeelhouder of de door aandeelhouders aangewezen koper van de aandelen zal niet steeds geneigd zijn de prijs te betalen die de derde bereid is voor de aandelen neer te leggen.
Ter vermijding van discussies over de te betalen prijs in die omstandigheden bepaalt de wet dat de aandeelhouder, indien hij dit wenst, van de koper een prijs ontvangt gelijk aan de waarde door deskundigen te bepalen. De woorden ‘indien hij dit wenst’ drukken uit dat waardering achterwege kan blijven als men het onderling over de prijs eens is en niet dat een aandeelhouder, bij overeenkomst, voor de toekomst afstand kan doen van het recht om de waarde door deskundigen te bepalen te ontvangen.
De vraag is dus of een overeenkomst, waarin de door de overnemer in deze omstandigheden te betalen prijs wordt gefixeerd op een lager bedrag dan de waarde van de aandelen, bindend is. Aangenomen moet worden dat een aandeelhouder, die is toegetreden tot zo’n aandeelhoudersovereenkomst, steeds aanspraak kan maken op een prijs gelijk aan de waarde van de aandelen wanneer hij op basis van de statuten of een overeenkomst gehouden is zijn aandelen over te dragen aan een partij aan wie hij niet wenst over te dragen.
Dit zal zeker het geval zijn wanneer de aandeelhouder, door gedragingen van mede-aandeelhouders of door omstandigheden buiten zijn schuld, gehouden is zijn aandelen over te dragen.
Vennootschapsrecht
In de voorgestelde wijziging van het vennootschapsrecht (Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht) wordt een andere insteek gekozen.
Weliswaar wordt ook in die voorstellen aangegeven dat de aandeelhouder die moet overdragen aan een niet gedroomde partij een prijs gelijk aan de waarde door deskundigen te bepalen moet ontvangen, maar nu wordt uitdrukkelijk bepaald dat de statuten kunnen voorzien in een afwijkende wijze van bepaling van de prijs.
Minderheidsaandeelhouders die tegen een statutenwijziging van deze aard zijn, zijn niet aan deze statutaire wijze van prijsbepaling gebonden. Maar daar waar statutair zal kunnen worden afgeweken van het uitgangspunt dat de overdrager de waarde zal dienen te ontvangen, moet worden aangenomen dat ook contractuele prijsafspraken eerder bindend zullen zijn en het in de toekomst moeilijker zal zijn te stellen dat een aandeelhouder, die tegen zijn wil aandelen moet overdragen aan een derde, niet gebonden is aan contractuele prijsafspraken omdat die in strijd zijn met dwingend vennootschapsrecht.
Reeds nu wordt in de rechtspraak aangenomen dat zo’n overeenkomst ook bindend is wanneer een aandeelhouder buiten zijn schuld in omstandigheden geraakt waarin hij gehouden is zijn aandelen aan te bieden.
In deze nieuwe benadering van contractuele- of statutaire methoden van prijsbepaling zal de aandeelhouder gebonden zijn aan de van de waarde afwijkende prijs, tenzij dat, naar regels van redelijkheid en billijkheid, onaanvaardbaar zou zijn.
Prof. mr. C.A. Schwarz is hoogleraar handels- en ondernemingsrecht aan de Universiteit van Maastricht en partner bij Berk Accountants & Belastingadviseurs NV.