Wat te doen bij een handhavingsbesluit?

Wat kan uw organisatie doen als er een handhavingsbesluit is opgelegd? Het hele proces op een rij gezet.

Een serie blogs over juridische zaken.

Als toezichthouders, zoals de AFM, DNB of AP, van oordeel zijn dat een onderneming in onvoldoende mate voldoet aan wet- en regelgeving, kunnen zij een handhavingsbesluit opleggen.

Welke mogelijkheden heeft uw organisatie om tegen deze besluiten op te komen?

Door Debby Meijer-van der Leest. Zij is legal consultant bij Charco & Dique. charcoendique.nl

Voordat de toezichthouder een handhavingsbesluit neemt, vindt er gedegen onderzoek plaats. Er moet namelijk worden vastgesteld dat er (vermoedelijk) sprake is van een overtreding. Dat onderzoeksresultaat wordt in de vorm van een rapport, samen met het voornemen tot het opleggen van een handhavingsbesluit, aan de vermoedelijke overtreder toegezonden. Daarbij wordt de gelegenheid gegeven om schriftelijk of mondeling een zienswijze te geven op het voorgenomen besluit. Hierin kunt u zakelijk en bondig aangeven wat naar uw oordeel niet juist of onvolledig is, en vooral waarom dat zo is. Als de toezichthouder uw feitenweergave en het daarop gebaseerde oordeel (deels) overneemt, kan dat tot gevolg hebben dat de toezichthouder afziet van het nemen van het voorgenomen (handhavings)besluit of daarbij minder dan wel andere feiten betrekt.

Bezwaar aantekenen

Als u een handhavingsbesluit van de toezichthouder heeft ontvangen, kunt u binnen zes weken bezwaar aantekenen. U geeft daarbij aan tegen welk besluit u bezwaar aantekent en waaruit uw bezwaar bestaat (de gronden van bezwaar). Deze bezwaren kunnen inhoudelijk van aard zijn, maar ook procedureel. Het is belangrijk om gemotiveerd aan te geven waar u het niet mee eens bent. Als u uw bezwaar niet onderbouwt en bijvoorbeeld alleen aangeeft “Ik vind niet dat ik de wet heb overtreden” of “Ik vind het niet terecht dat ik hier een boete voor krijg”, dan kan het bestuursorgaan daar niet inhoudelijk op reageren en heeft het bezwaar weinig zin.

Als u iets langer de tijd nodig heeft om een goed gemotiveerd bezwaar in te dienen, kunt u eerst, binnen de bezwaartermijn van zes weken, een zogenaamd ‘pro-forma’ bezwaarschrift indienen. Hierin geeft u alvast aan dat u bezwaar maakt tegen het besluit en waarom, maar verzoekt u de toezichthouder om meer tijd om de gronden van dit bezwaar nader aan te vullen. In de regel krijgt u dan een extra termijn van vier weken.

De bezwaarprocedure

In bezwaar vindt een heroverweging plaats van het besluit zoals dat is genomen door de toezichthouder. In de eerste plaats aan de hand van de gronden van bezwaar zoals u deze naar voren heeft gebracht, maar de toezichthouder kan ook zelf bepaalde delen van het besluit herzien. Onderdeel van de heroverweging is dat u in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord. Bij dergelijke hoorzittingen wordt vaak gebruik gemaakt van een bezwaarschriftcommissie. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt, dat onderdeel uitmaakt van het bezwaardossier.

Let goed op: het is niet toegestaan tijdens de hoorzitting nieuwe bezwaargronden in te brengen. Zorg er daarom altijd voor dat u alle onderdelen van het besluit waartegen u in bezwaar wenst te gaan opneemt in het bezwaarschrift.

Beslissing op bezwaar

Als sluitstuk van de bezwaarprocedure ontvangt u de beslissing op bezwaar. Er zijn twee mogelijke uitkomsten. De toezichthouder:

  1. geeft u (deels) gelijk en verklaart het bezwaar (deels) gegrond; of
  2. volgt u niet in uw bezwaar en verklaart het bezwaar ongegrond.

Het gevolg van de eerste optie is dat het primaire besluit wordt vernietigd en wordt vervangen door het nieuwe besluit. Bij optie twee blijft het primaire besluit in stand. Een belangrijke regel is dat u door het maken van bezwaar niet in een slechtere positie mag komen dan wanneer u geen bezwaar zou hebben aangetekend (het zogenaamde verbod van ‘reformatio in peius’).

Rechtstreeks beroep

In bepaalde gevallen is het toegestaan de bezwaarfase over te slaan en kunt u als indiener van het bezwaarschrift het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. De wet biedt deze mogelijkheid uitsluitend aan de bezwaarmaker, en het bestuursorgaan moet instemmen met verzoek om rechtstreeks beroep.

Beroep en hoger beroep

Kunt u zich niet vinden in (onderdelen van) de beslissing op bezwaar, dan kunt u (in regel) binnen zes weken in beroep bij de rechtbank. Als dit beroep niet de door u gewenste uitkomst heeft, staat vervolgens nog hoger beroep open bij het CBb. U bent de eiser in het beroep en dient een beroepschrift in. De toezichthouder is de verweerder en dient een verweerschrift in.

In de procedure wordt allereerst beoordeeld of het (hoger) beroep ontvankelijk is. Is dit de juiste rechter? Is de juiste procedure gevolgd en is tijdig (hoger) beroep ingesteld? Vervolgens doet de rechter uitspraak op basis van wat in het beroepschrift aan de orde is gesteld. Hij kan zelf nog feiten of gronden aanvullen. Ook hier is het dus van belang dat u van tevoren goed nadenkt over wat u aan de orde wilt stellen.

Indien het (hoger) beroep gegrond wordt verklaard, wordt het bestreden besluit vernietigd, of deels vernietigd. Hierbij is een aantal scenario’s denkbaar: de rechter of het CBb kan zelf in de zaak voorzien (en daarbij dus aangeven wat het nieuwe besluit inhoudt) of de toezichthouder in de gelegenheid stellen een gebrek in het besluit te repareren of opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Een ander scenario is een gegrondverklaring met het in stand laten van de rechtsgevolgen. Bij de bestuurlijke boete geldt een bijzondere regel; op het moment dat de rechtbank of het CBb u in het gelijk stelt en het (hoger) beroep (deels) gegrond verklaard, moet de rechtbank of het CBb een nieuwe beslissing nemen en daarbij het boetebedrag opnieuw vaststellen. Ook hier geldt dat de boete dan niet hoger mag worden dan door het bestuursorgaan bepaald in het bestreden besluit.

Voorlopige voorziening

Het is van belang op te merken dat het indienen van een bezwaarschrift of het instellen van beroep de werking van het besluit in beginsel niet schorst tijdens de bezwaar, of – beroepsprocedure (tenzij bij wet anders is bepaald, zoals bij de verplichting tot het betalen van een bestuurlijke boete onder de Wft). Indien u van mening bent dat er een spoedeisend belang is voor u om snel(ler) duidelijkheid te krijgen over uw rechtspositie, is er de mogelijkheid een voorlopige voorziening te vragen bij de voorzieningenrechter.

Hierbij wordt wel de procedurele eis gesteld dat u een bezwaarschrift moet hebben ingediend bij de toezichthouder of een beroepschrift heeft ingediend bij de rechtbank op het moment dat u de voorlopige voorziening vraagt. Wat u eigenlijk doet bij een voorlopige voorziening, is de rechter vragen (de werking van) het genomen besluit te schorsen tot er is beslist op het bezwaar of het beroep. Dit om te voorkomen dat er onomkeerbare maatregelen moeten worden genomen. Denk bijvoorbeeld aan het besluit tot intrekken van de vergunning wegens vermeende overtredingen van wet- en regelgeving. De voorlopige voorziening, de naam zegt het al, is dus altijd tijdelijk van aard.

Het is vooral van belang het vereiste spoedeisende karakter van de gevraagde voorziening goed te onderbouwen, anders wordt uw verzoek vrijwel zeker afgewezen. De jurisprudentie over dit begrip is vrij ‘casuïstisch’ (van geval tot geval met een verschillende uitkomst). Laat u daarom tijdig en goed informeren omtrent de juridische haalbaarheid van een dergelijk verzoek.

Lees ook: Mededingingsrecht: wat moet je weten?

De blogs in deze serie:

(foto: Jannes Glas, Unsplash)

 

Gerelateerde artikelen