Top-tekort Europese topondernemingen

fallback
Nederlandse bedrijven hebben zulke hoge pensioenverplichtingen, dat ze kwetsbaar zijn. Maar nog veel slechter zijn Franse en - vooral - Duitse ondernemingen eraan toe. Dit blijkt uit onderzoek van Mercer Human Resource Consulting.

De nieuwe boekhoudregels – uit hoofde van de International Accounting Standards (IAS 19) en de regeling die door de Nederlandse accountants is ingevoerd (‘Richtlijn 271’) – hebben met ingang van 1 januari 2005 de pensioenen duidelijk op de bedrijfseconomische agenda gezet. Van groot belang om op te merken is dat de jaarverslagen van aan de AEX genoteerde ondernemingen in veel gevallen nog niet voldoen aan de nieuwe eisen van rapportage uit hoofde van IAS 19.

Het feit dat de pensioenen door de nieuwe richtlijnen bedrijfseconomisch aan relevantie hebben gewonnen, in combinatie met de ontwikkeling van de continu stijgende pensioenlasten veroorzaakt door economische en demografische ontwikkelingen zoals rentefluctuatie en vergrijzing, heeft dit onderwerp veel meer dan voorheen tot een ‘boardroom issue’ gemaakt. Ook analisten en rating agencies (zoals Moody’s en Standard & Poors) tonen in toenemende mate interesse voor de aard van de regelingen en de consequenties ervan voor de balanspositie van de onderneming. Hetzelfde lijkt te gelden voor private equity-partijen bij overnametrajecten. Was pensioen in het verleden nog voornamelijk een HRissue, anno 2006 het een gezamenlijk issue voor Finance en HR.

Pensioenregelingen plus overige employee benefitsregelingen met de bijbehorende kosten en risico’s zijn van materieel belang voor de onderneming en zullen daarom vakkundig moeten worden gemanaged. Dit geldt zowel voor Nederlandse ondernemingen als voor bedrijven in overige Europese landen, zo blijkt uit onderzoek van Mercer Human Resource Consulting.

1 DE NEDERLANDSE PENSIOENVERPLICHTINGEN
Op basis van de jaarverslagen van alle AEX-ondernemingen uit 2005 is onderzoek gedaan naar de invloed van de pensioenregeling van een onderneming op de financiële positie. Uit het onderzoek kwam een pensioentekort van 13 miljard euro naar voren, wat overeenkomt met grofweg 2,5 procent van het bruto nationaal product. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat de pensioenregeling van Nederlandse ondernemingen beter gefinancierd is dan die van de Amerikaanse S&P 500 bedrijven (92 versus 83 procent) en die van de ondernemingen die deel uitmaken van FTSE 100 (een score van 89 procent).

De pensioenverplichtingen zijn gelijk aan 26 procent van de marktwaarde van de ondernemingen. Dit is een potentieel risico voor het financiële resultaat. Een daling van de rente met 65 basispunten leidt tot een verdubbeling van het pensioentekort, ofwel 2,5 procent van het bruto nationaal product. Door de opgelopen rente in 2006 verbetert de financiële positie en is het tekort waarschijnlijk geminimaliseerd. De kwetsbaarheid (en daarmee de afhankelijkheid van de pensioenregeling van het ondernemingsresultaat) is groot. Door deze relatief hoge pensioenverplichtingen ten opzichte van het balanstotaal kan het lastiger zijn om vreemd vermogen aan te trekken en kunnen de kosten ervan toenemen. Een verlaging van de ‘credit rating’ is dan ook niet denkbeeldig.

Naast de pensioenregeling zijn er nog overige verplichtingen uit hoofde van andere employee benefits. Voor de AEX-ondernemingen blijkt dat het tekort van 13 miljard euro (uitsluitend pensioenen) toeneemt tot 26 miljard (alle employee benefits). Dit is een fors effect, waarvoor aandacht noodzakelijk is. De employee benefits-regelingen van de Nederlandse AEX-ondernemingen zijn goedkoper dan die van de Amerikaanse concurrenten (1,8 versus 2,5 procent van de totale opbrengst). Het verschil is ontstaan doordat de Amerikaanse ondernemingen eerder de internationale boekhoudregels hebben ingevoerd en daardoor verliezen uit het verleden in 2005 hebben kunnen meenemen, door het internationale karakter van Nederlandse ondernemingen, de meer beperkte omvang van het onderzoek en wellicht de hogere eigen bijdragen in Nederland.




2 EUROPESE VERGELIJKING
Duitse topondernemingen staan bloot aan bijna 20 procent meer pensioenrisico dan topondernemingen uit Nederland en het Verenigd Koninkrijk, en meer dan drie keer het risico dat Franse topondernemingen lopen. Dit blijkt ook uit onderzoek van Mercer Human Resource Consulting. De analyse, ontwikkeld om investeerders te helpen bij het in kaart brengen van pensioenrisico’s in de financiële markten van Europa, laat zien dat een significant deel van de pensioenverplichtingen van Duitse ondernemingen ongedekt is.

De cumulatieve pensioenverplichtingen van de grootste Duitse bedrijven (DAX 30) is gelijk aan 31 procent van de marktwaarde van deze ondernemingen. Dit is aanzienlijk hoger dan dat van ondernemingen uit het Verenigd Koninkrijk (FTSE 100) en Nederland (AEX 25). De ondernemingen genoteerd aan de FTSE 100 en de AEX 25 hebben verplichtingen die gelijk zijn aan 26 procent van hun marktwaarde. Franse ondernemingen (CAC 40) hebben pensioenverplichtingen gelijk aan 10 procent van hun marktwaarde. Dat is een derde van het aandeel van de Duitse pensioenverplichtingen ten opzichte van de marktwaarde. De Amerikaanse topondernemingen (S&P 500) hebben een pensioenverplichting die uitkomt op 15 procent van hun marktwaarde.

Volgens het onderzoek hebben de Franse en Duitse ondernemingen de geringste dekking van pensioenverplichtingen. Respectievelijk 57 en 61 procent van de pensioenverplichting van deze ondernemingen is gedekt.

Als gevolg hiervan hebben de Franse ondernemingen een pensioentekort van 4 procent ten opzichte van hun marktwaarde en kampen de Duitse zelfs met een tekort van 12 procent. Dit staat in schril contrast met de Nederlandse en Engelse ondernemingen, die een dekkingsgraad van respectievelijk 92 en 89 procent hebben. Met deze dekkingsgraad hebben Nederlandse en Engelse ondernemingen slechts een pensioentekort van 2 en 3 procent ten opzichte van hun marktwaarde. De Amerikaanse ondernemingen hebben een pensioentekort van 3 procent ten opzichte van hun marktwaarde.

Om aan hun pensioenverplichting te voldoen geven ondernemingen uit alle landen aandelen en obligaties uit of lenen ze van banken. Het is niet gebruikelijk om dit via uitgestelde betaling in de vorm van ongefinancierde pensioenverplichtingen te doen. In Duitsland is het echter toegestaan de pensioenverplichting ongefinancierd te laten. Hoewel Duitse ondernemingen ook een groot deel van hun pensioenverplichtingen ongefinancierd laten, blijkt uit het onderzoek dat zij veel meer geld in hun pensioenregeling investeren dan nodig is voor de dekking van nieuwe verplichtingen. In 2005 hebben de Duitse ondernemingen voor elke euro aan nieuwe pensioenverplichtingen bijna 3,3 euro geïnvesteerd in hun pensioenregeling. Bij de Franse en Engelse ondernemingen is dit respectievelijk 1,8 en 1,6 euro.

De cijfers verwijzen naar de mondiale pensioenverplichtingen van de ondernemingen en niet alleen naar de lokale pensioenregelingen in het vestigingsland. De financiering van overheidsregelingen (bv. door belasting) zijn niet in de cijfers opgenomen.   

Johan Nieuwersteeg is Principal Retirement bij Mercer Human Resource Consulting. Zowel de Nederlandse resultaten als de resultaten van het Europese onderzoek zijn in rapportvorm beschikbaar. Meer informatie over de employee benefits exposure van Nederlandse ondernemingen is terug te vinden in Mercers Insights into Dutch multinationals retirement commitments’. Meer informatie over de pensioenexposure van Europese topondernemingen is terug te vinden in Mercers rapport Pension deficits: Up and down. Kopieën van deze rapporten zijn beschikbaar op www.mercerhr.com/finance  

Gerelateerde artikelen