Rien ne va plus: dit geld is niet meer van u!

Mijn eerste baas had het niet zo op kansspelen. Het waren de jaren zestig en mijn baas was als vennoot verbonden aan een bekende accountantsmaatschap. Sindsdien is er met betrekking tot kansspelen en accountants veel veranderd. Wat is gebleven zijn mensen die trachten zich meester te maken van ons geld.

Net als belastingen en accijnzen is flessentrekkerij een oeroud fenomeen. De eerste zijn in ieder geval betrekkelijk simpel waarneembaar. Echte duivels zijn als zodanig niet zo gemakkelijk te herkennen. Zij moeten het hebben van vertrouwen. Mannen die vertrouwen willen uitstralen, gaan gekleed in driedelig grijs, de wereld van bankiers en vermogensbeheerders. Hoe gaan zij met ons eigendom om?

DE VERMOGENSBEHEERDER
Toen Bernie Madoff achter de tralies verdween, ging er een golf van opluchting door de groep vermogenden die hij op vakkundige wijze van hun koopkracht had ontdaan. Natuurlijk is het een zeer laakbare handeling om zich aan iemands eigendom te vergrijpen.

In dit geval moet wel worden bedacht dat er sprake is van op basis van wilsovereenstemming gesloten overeenkomsten. Mooie praatjes ophangen en loze beloften doen is niet strafbaar. Ook de wijze waarop Madoff opereerde, is niet erg spectaculair. Hij betaalde reeds ingestapte beleggers met geld dat nieuwe beleggers inbrachten.

Veel overheden doen met betrekking tot sociale uitkeringen niet veel anders. De opgelegde gevangenisstraf is in feite overbodig en nodeloos kostbaar voor de belastingbetaler. Door het bekend worden van de zwendel is het leven van Madoff geruïneerd en is van zijn uitstekende reputatie niets meer over. Tevens worden de slachtoffers door zijn gevangenisstraf niet gecompenseerd. Je kunt je afvragen of dat rechtvaardig genoemd kan worden.

DE BANKIER
Ook bankiers krijgen beschikking over ons geld op grond van een niet onder dwang gesloten overeenkomst. Vreemd genoeg weten de meeste klanten van de bank ook dat er sprake is van zogeheten fractioneel bankieren. Dat betekent dat de bankiers onze inleg gebruiken voor het verstrekken van leningen, en dat slechts voor een deel van die leningen monetaire reserves aanwezig zijn.

Het gevolg is uiteraard dat de geldhoeveelheid stijgt. Dat werd nog niet zo lang geleden inflatie genoemd. Over het algemeen daalt in een dergelijke situatie de koopkracht, wat zichtbaar wordt in het stijgen van de prijzen. Willens en wetens verdwijnt op die manier de koopkracht van ons spaargeld. Juridisch is er echter geen sprake van oplichting.

In 1848 zijn Amerikaanse rechters (in Foley vs. Hill and Others) tot de volgende uitspraak gekomen: als iemand zijn geld aan een bankier overdraagt, is dat geld ‘to all intents and purposes, the money of the banker, to do with as he pleases’. In ons land is dat nauwelijks anders.

Doordat banken opereren binnen een door de staat goedgekeurd kartel, heeft de burger ook geen vrije keus. Dat betekent wel dat de bankier zich naar eigen goeddunken met het door ons in deposito geplaatste geld kan bezighouden. In ieder geval leidt dit tot de vreemde situatie dat onze inleg wordt uitgeleend, waardoor op basis van één eigendom twee verschillende claims ontstaan die de bankier nooit op hetzelfde moment kan honoreren.

De roep om toezicht ligt voor de hand, maar is nutteloos, omdat er al toezicht bestaat. Fractioneel bankieren is ook voor de toezichthouder, de centrale banken, de norm. De Amerikaanse centrale bank loopt aan een politieke leiband. Als het beleidsmatig nuttig is, worden mensen gestimuleerd om veel te lenen en in vastgoed te beleggen.

De conclusie is duidelijk: eigendom is een verre van volkomen titel en het is toegestaan om mensen van hun koopkracht te beroven. Voor degenen die hun lichamelijke vrijheid liefhebben, lijkt het beroep van centrale bankier echter te verkiezen boven dat van vermogensbeheerder.

Tenzij de Amerikaanse congressman Ron Paul zijn voorstel tot een ‘audit’ van de FED gehonoreerd ziet. Jammer dat mijn eerste baas reeds lang is overleden. Hij zou met graagte zijn tanden zetten in deze opdracht. Rien ne va plus.

Jan Vis is directeur bij Talanton Corporate Finance BV te Puttershoek en als adjunct-professor Business Valuation en Value Based Management verbonden aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Deze column geeft de personlijke mening van de auteur weer.

Gerelateerde artikelen