Money Matters: In memoriam Johannes Paulus II

fallback
Je kunt van de pas overleden paus Johannes Paulus II veel zeggen, maar niet dat hij een briljant financieel manager was. Sinds de lucratieve dagen van de roofridders en de kruistochten zat het de katholieke kerk zakelijk gezien toch al niet mee, maar de laatste jaren is het in hard tempo achteruit gegaan met de financiële gezondheid.

Geloven is gratis. De kerk kent geen lidmaatschapsgeld en heft geen belasting. De meeste diensten van de kerk zijn gratis, maar moeten wel ergens uit gefinancierd worden. Hoe de katholieke kerk dat doet, is nogal duister. De katholieke kerk is nu eenmaal geen beursgenoteerde vennootschap; sterker nog, het is een instituut met een lange traditie van geheimzinnigheid. Laten we toch proberen enig licht in de financiële duisternis te brengen.

Hoe komt de kerk aan haar geld? Het verschilt per land; in sommige landen waar de scheiding tussen staat en kerk minder strict is dan in Nederland, mag de kerk zich verheugen in overheidssteun. In België, bijvoorbeeld, betaalt de overheid 200 miljoen euro per jaar mee aan de salarissen van priesters en ander kerkelijk personeel. Ook gaat er 280 miljoen euro naar godsdienstonderwijs. (Bron: het boek ‘Het geld van de kerk’ van de Geert Delbeke).

In Nederland wordt alleen het onderhoud en de restauratie van kerkelijke monumenten, als onderdeel van het nationaal monumentenbezit (deels) door de overheid gesubsidieerd. Hier is dan ook sprake van een ‘echte’ overheidstaak, het behoud van cultureel-historisch erfgoed, en niet van het ondersteunen van kerkgenootschappen. Anders ligt het met de verwarming van het parochiezaaltje, het salaris van de pastoor en zijn medewerkers (een kleine 10.000 mensen in totaal), het catecheseproject van de jongerengroep: dat moet de kerk allemaal zelf bekostigen.

De totale inkomsten van de RK-Kerk in Nederland bedroegen in 2003 (volgens de informatieve site Kerbalans.nl) 162,4 miljoen euro. Daarvan is 30 procent afkomstig van inkomsten uit bezittingen (‘dood geld’): 49,7 miljoen euro. Er zijn wat losvaste inkomsten uit begrafenissen en huwelijken. Verder dragen de parochianen wat bij, maar bijzonder gul zijn ze niet. In 2003 stegen de inkomsten van de kerk uit bijdragen, collecten en giften ten opzichte van 2002 met 2,1 miljoen (1,9 procent) tot 112,7 miljoen euro. Volgens de cijfers van de kerkelijke registratie waren er eind 2003 4.533.000 katholieken (bron: KASKI-SILA). De donaties per katholiek heeft dus in 2003 24,86 euro bedragen; in 2002 was dat 22,56 euro.

De uitgaven bedroegen in genoemd jaar 168,7 miljoen euro. De Nederlandse rk-kerkprovincie kampt dus met een tekort van 6,3 miljoen euro. In 2002 bedroeg dat tekort 7,5 miljoen. Worden die tekorten op de lopende rekening aangevuld? Schiet het hoofdkantoor af en toe bij? Feit is dat er geldstromen heen en weer lopen; zo schijnen de Belgische bisdommen jaarlijks 125.000 euro af te dragen aan Rome en maken Duitse parochies jaarlijks 10% van hun inkomsten over naar het Vaticaan. Zou Nederland soms geld van het Vaticaan ontvangen?

Het lijkt er niet op dat deze vorm van ‘balanced budgeting’ gebruikelijk is binnen de kerk, en wel om de doodeenvoudige reden dat Rome het binnenkomende geld zelf hard nodig heeft. De buitenlandse reizen van de paus, zijn ‘Pausmobiel’, zijn salaris en dat van zijn aartsbisschoppen en bisschoppen (respectievelijk 85.000 euro en 69.000 euro per jaar), hun personeel en het onderhoud van de Sint Pieter en alle andere bezittingen van het Vaticaan: het geld is er onder het bewind van Johannes Paulus II in rap tempo doorheen gegaan.

De paus was een sober man; voor zichzelf had hij weinig nodig. Maar zijn financieel beheer was naatje. Hij volstond ermee het personeel in de divisies onder te betalen (een pastoor verdient nog geen 17.000 euro per jaar. Hij woont dan wel gratis, maar na zijn pensionering is het bittere armoede). Op het onderhoud van gebouwen is de laatste jaren ook bezuinigd, althans dat doet de haveloze toestand van veel kerkgebouwen vermoeden. Hier en daar zijn er wat ‘assets’ te gelde gemaakt. Maar met dit soort lapmiddelen red je het natuurlijk niet. De kerk zit – met al haar uit het verleden overgeërfde bezittingen – structureel verlegen om ‘cash’.

Het enige dat de kerk misschien nog kan redden is een grootscheepse ‘sale lease-back’ van de kerkelijke bezittingen. De bezittingen zouden moeten worden verkocht aan investeringsmaatschappijen, die ze vervolgens weer verhuren aan de kerk. Het zou de liquiditeitsproblemen in één klap kunnen oplossen en de kerk zou zich op haar ‘core business’ kunnen richten: mensen wijsmaken dat zij niet bij brood alleen leven.